FYI.

This story is over 5 years old.

architectuur

Wat maakt een gebouw lelijk?

De Garbuncle-prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan het lelijkste gebouw van Groot-Britannië.

Links: vorige gebouw op 20 Fenchurch Street (afbeelding met dank aan Artybrad); Rechts: 20 Fenchurch Street zoals het er nu uitziet met de Walkie-Talkie toren (afbeelding met dank aan Diego Delso)

Al sinds 1996 reikt de Royal Institute of British Architects de Stirling Prize uit voor uitzonderlijk mooie architectuur. Tien jaar later riep Building Design Magazine de Carbuncle Cup in het leven. Ieder jaar wordt deze prijs uitgereikt aan één van de lelijkste gebouwen van Groot-Brittannië. Dit jaar is 20 Fenchurch Street, beter bekend als de ‘Walkie-Talkie’ toren, uitgeroepen tot winnaar.

Advertentie

De vraag die zich opdringt, luidt: Wat maakt een gebouw lelijk? Als je de winnaars en verliezers van de afgelopen jaren met elkaar vergelijkt, wordt duidelijk dat ‘lelijk’ een redelijk subjectief begrip is.

Sommige bouwkunsthistorici  zullen zeggen dat een hoog gebouw met name lelijk is als het een onderkant, middengedeelte of top mist. Dat zou duiden op wansmaak en bovendien op luiheid. Het kost net zoveel tijd en geld om een mooi gebouw te maken, als een lelijk gebouw. En wat is lelijke architectuur voor het publiek? Zeker niet de saaie, onopvallende kantoorgebouwen zonder echte ontwerpelementen. Over het algemeen eerder het tegenovergestelde: de werkelijk revolutionaire monumenten gaan vaak een periode van ruim vijftig jaar van felle kritiek door, voordat ze geaccepteerd worden als geliefd stadskenmerk.

Van links naar rechts: bouwplannen van de Eiffeltoren (1884) getekend door Maurice Koechlin (afbeelding met dank aan de Koechlin familie); Karikatuur van Gustave Eiffel die de Eiffeltoren vergelijkt met de piramiden van Gizeh (1887); Schilderij van Georges Garen uit 1889; Eiffeltoren aan de Seine (2014) (afbeelding met dank aan Nicolas Halftermeyer) 

Een wereldberoemd voorbeeld hiervan is de Eiffeltoren. Nu is het 126-jarige gebouw misschien het oogappeltje van Parijs, ooit was het de doorn in het oog van iedere Parijzenaar. Veel schrijvers, kunstenaars en andere architecten vonden het gebouw maar bespottelijk. In 1887 werd in Le Temps gepubliceerd dat driehonderd prominente Parijse kunstenaars één groot cynisch haatfestijn organiseerden om de Eiffeltoren af te snauwen. Termen als onbruikbaar en monstreus werden vurig in het rond gespuwd. Maar zoals de geschiedenis heeft doen blijken, deed het commentaar de Eiffeltoren vrij weinig.

Advertentie

Links: winnaar van de Carbuncle Cup 2014, Woolwich Central Station (afbeelding met dank aan Stephen Craven). Rechts: winnaar van de Stirling Prize 2014, de Everyman Theatre in Liverpool.  

In het huidige Verenigd Koningrijk zijn critici ook niet vies van een potje architecturaal afzeiken. Net als de Parijzenaren uit het Belle Epoque zijn de Britten allergisch voor progressieve, raar uitziende gebouwen die volgens hen afbreuk doen aan de uitstraling van de stad . Prijswinnaar of niet, pioniers worden ook in de architectuur verafschuwd. In het financiële centrum van London word het Lloyd’s gebouw (aka de Inside-Out Building) al sinds 1986 de ‘olieraffinaderij van Londen’ genoemd. Na jarenlange pesterijen erkende de Historic Buildings and Monuments Commission for England de creatie van architect Richard Roger toch tot trendsetter van het moderne tijdperk.

In het rijtje zwarte schapen mag vooral Norman Fosters 30 St. Mary Axe niet ontbreken - een prominent voorbeeld van het fallisme. St Mary Axe klinkt waarschijnlijk onbekend, maar als ik ‘The Gherkin’ zeg, rinkelt er waarschijnlijk wel een belletje.
Dit jaar kunnen we Rafael Vinoly’s Walkie-Talkie toren aan het rijtje toevoegen, door de Londenaren niet met open armen ontvangen. Hopelijk haalt de Walkie-Talkie toren zijn vijftigste verjaardag en wordt hij door het volk geaccepteerd voordat hij gesloopt wordt.

Van links naar rechts: Lloyd’s in Londen, Leadenhall Street, geopend in 1986 (afbeelding met dank aan Stephen Richards); Millennium Dome in Londen, geopend in 2000 (afbeelding met dank aan Christine Matthews); 30 St Mary Axe in Londen, geopend in 2003 (afbeelding met dank aan Aurelien Guichard) 

Klik hier voor meer informatie over de Carbuncle Cup.