FYI.

This story is over 5 years old.

nieuws

Deze donkere undercoveragent infiltreerde de Ku Klux Klan

Ron Stallworth, een Afro-Amerikaan, deed zich in de jaren zeventig voor als racist om de KKK in de gaten te kunnen houden.
Modern-day Klansmen doing their thing. Photo via Flickr user arete13

Hedendaagse Klanleden in uniform. Foto via Flickrgebruiker arete13

De Ku Klux Klan is tegenwoordig een slechte grap – een verzameling slecht geïnformeerde racisten die verkleedpartijtjes houden en slecht bezochte protesten organiseren als er een Amerikaans park een nieuwe naam krijgt omdat de oude naam te racistisch was. Maar een halve eeuw geleden was de macht van de Klan nog van kust tot kust wijdverspreid. Leden van de haatgroepering voerden aanvallen uit en vermoordden burgerrechtenactivisten in het zuiden van de VS. In de jaren zeventig werd de macht van de KKK flink verzwakt door interne conflicten en infiltraties door de FBI, maar toch waren de leden nog best gevaarlijk: in 1979 vermoordden een paar van hen vijf demonstranten in North Carolina.

Advertentie

In die periode infiltreerde Ron Stallworth, de eerste Afro-Amerikaanse politieagent in Colorado Springs, de organisatie. Hij werd bekend in 2006 toen hij zijn verhaal naar buiten bracht en vertelde over de manier waarop hij een belangrijke plek binnen de organisatie wist te verwerven door aan de telefoon racistische sentimenten te delen en een blanke collega in zijn plaats naar bijeenkomsten te sturen. Stallworth heeft het boek Black Klansman uitgebracht, waarin hij zijn ervaringen heeft opgetekend. Het leek me helemaal geen slecht idee om met hem te praten over het trucje dat hij met de KKK heeft uitgehaald.

VICE: Wanneer wist je dat je undercoverwerk wilde doen?
Ron Stallworth: Toen ik cadet werd, besloot ik direct dat ik undercover aan het werk wilde. Ik hou niet van uniforms. Toen zag ik collega's rondlopen met grote baarden en lang haar, als een stel hippies – ze waren geïnfiltreerd in de drugswereld. Die mannen waren agent, hadden een insigne, wapen, alles, en zagen er toch zo uit. Dat leek me wel wat. Dus begon ik te lobbyen om een van hen te kunnen worden. Iedere keer dat ik hun sergeant tegenkwam, zei ik: "Hey Art, ik wil undercoveragent worden!" Dat werd een standaardroutine, een grap die tussen ons door bleef gaan. Hij moest er altijd om lachen en zei dan: "Zodra je 21 bent en twee jaar lang in uniform hebt rondgelopen, kom je me maar opzoeken."

Hoe zou je de rassenverhoudingen in die periode in Colorado Springs beschrijven?
Het opleidingsprogramma van de politie was ontworpen om zoveel mogelijk etnische minderheden aan te trekken, en dan voornamelijk Afro-Amerikanen. Eigenlijk was het een mislukte poging – er werden maar twee Afro-Afrikanen aangenomen, ikzelf en een vrouw die een jaar later werd aangesteld.

Advertentie

Het werd me verteld dat ik niet met open armen zou worden ontvangen binnen de afdeling waar ik terecht zou komen, men was alleen blanke collega's gewend. De uitdaging lag erin om mezelf te bewegen in een vijandige omgeving zonder weerwoord te geven. Ze gaven me een paar scenario's om over na te denken: "Hoe zou je reageren als een agent je met het n-woord zou aanspreken? En als een burger dat zou doen?" Zo gingen ze nog even door, terwijl ze het n-woord meerdere malen expliciet gebruikten. Dit was in 1972. Ik heb de weg moeten plaveien voor de volgende generaties. .

Wanneer kreeg je de opdracht om de Ku Klux Klan in Colorado in de gaten te gaan houden?
Een van de dingen die onder mijn verantwoordelijkheid vielen was het in de gaten houden van de kranten, om te kijken of er ontwikkelingen waren op het gebied van georganiseerde misdaad, wat onze aandacht vereiste. In 1978 zag ik een advertentie voor de KKK. Er stond een postbusnummer bij, dus schreef ik ze een brief waarin ik mezelf voordeed als blanke racist. Ik zei dat ik een hekel had aan alle Afro-Amerikanen, Joden, Mexicanen etc, en gebruikte daar de meest beledigende termen voor, de termen die de KKK ook graag gebruikte. Ik zei dat ik ons land wilde terugnemen van die mensen, en dat was natuurlijk een populaire uitspraak onder KKK-leden. Ik maakte wel een cruciale fout: ik ondertekende de brief met mijn echte naam, waarschijnlijk in een moment van verstandsverbijstering. Wel had ik het undercovertelefoonnummer erop gezet, plus het postbusnummer dat wij gebruikten. Ik verwachtte er niet veel van, misschien een flyer ofzo.

Advertentie

Wat gebeurde er daarna?
Nog geen week later kreeg ik een telefoontje via de undercovertelefoonlijn. Ik beantwoorde het telefoontje, en de man aan de andere kant van de lijn vroeg: "Spreek ik met Ron Stallworth?" Ik dacht alleen maar: wie belt me in godsnaam op dit telefoonnummer? En toen legde hij uit dat hij de lokale organisator van de KKK was. Hij zei dat hij mijn brief had gekregen, en toen besefte ik dat ik wel heel snel een goed plan moest bedenken. Hij wilde weten waarom ik lid wilde worden van de Klan en ik herhaalde de racistische uitlatingen die ik in de brief had gezet. Ik voegde ook iets toe om nog overtuigender te klinken, ik zei dat mijn zus een relatie had met een Afro-Amerikaan, en dat ik elke keer dat hij met zijn vieze zwarte handen haar witte huid aanraakte, woest werd. De man aan de telefoon antwoordde: "Je bent precies de man waar we naar op zoek zijn! Waar spreken we af?"

Zo begon mijn onderzoek. Vanwege mijn huidskleur kon ik hem natuurlijk niet persoonlijk ontmoeten, dus vroeg ik hem om over een week af te spreken, dat zou me wat tijd geven om me voor te bereiden. Ik vroeg hem hoe groot ze waren, daar antwoordde hij vaag op dat ze vrij klein waren. In die tijd, oktober 1978, bereidde deze groep een actie voor die ze White Folks Christmas noemden: ze doneerden levensmiddelenpakketten aan arme blanke gezinnen. Hij vond dat Afro-Amerikanen misbruik maakten van het systeem en de arme blanke gezinnen benadeelden, en dat de Joden het systeem beheersten en daarvoor weer de Afro-Amerikanen gebruikten. Volgens hem dacht niemand meer aan de arme blanken.

Advertentie

Vertelde hij je over illegale Klanactiviteiten?
Er waren twee gaybars op dat moment in de stad, hij zei dat hij die wilde platbranden. Hij vroeg me hoe ik eruit zag, dus beschreef ik Chuck, een collega van me, waaraan ik later in mijn boek refereerde als de 'blanke Ron Stallworth'. Chuck en ik werkten nauw samen aan dit project, en dat was een behoorlijke uitdaging. Alles wat ik per telefoon besprak met de KKK-organisator, moest Chuck tot in detail weten om tijdens persoonlijke ontmoetingen met hem niet door de mand te vallen. Dat moesten we continu volhouden zodat ze zouden geloven dat ze met maar één persoon van doen hadden. Het was best tricky, Chuck had een compleet andere stem dan ik.

Werden ze nooit achterdochtig?
In de zeven maanden dat we het onderzoek deden gebeurde het maar een keer dat me gevraagd werd waarom ik ineens zo anders klonk dan tijdens de bijeenkomst. Ik kuchte een paar keer en zei dat ik ziek was. Ze geloofden me meteen.

Was je nooit bang dat je jezelf of het onderzoek in gevaar bracht?
In januari 1979 belandde ik in een lastige situatie. David Duke – hij droeg de KKK-titel 'grand wizard' – zou zijn opwachting in onze stad maken, samen met Fred Wilkens, de 'grand dragon' van Colorado – de leider van de KKK in deze staat. Duke zou nieuwe leden rekruteren en zou de media te woord staan. Omdat ze doodsbedreigingen hadden ontvangen, zouden ze politiebescherming krijgen. Mijn baas bij de politie droeg me op om David Duke's bodyguard te zijn tijdens zijn verblijf. Ik had ze al eens aan de telefoon gesproken, dus ze zouden mijn stem kunnen herkennen. Het kwam toevallig zo uit: ik was als enige van mijn afdeling beschikbaar. Ik gaf bij mijn baas aan dat ik een groot onderzoek naar de KKK uitvoerde en dat dit het onderzoek weleens flink in gevaar kon brengen, aangezien ze mijn stem misschien zouden herkennen. Hij antwoordde dat hij dat risico wel wilde nemen, er mocht niets met Duke gebeuren.

Advertentie

Ik deed wat me was opgedragen en vertrok naar het restaurant waar Duke aan het lunchen was met Fred Wilkins en ene Charles Howarth, die het hoofd was van de extreemrechtse groepering Posse Comitatus. Ik stelde mezelf voor aan Duke en zei dat ik niet in hun politieke filosofie of ideologie geloofde maar dat ik als professional alles zou doen om ervoor te zorgen dat hij tot aan zijn vertrek uit de stad ongedeerd zou blijven. Hij bedankte me hartelijk, en schudde mijn hand. Hij gaf me de speciale Klanhanddruk, ik denk niet dat hij het wist maar ik herkende de handdruk. En toen deed ik hem een verzoek: "Meneer Duke, niemand zal me ooit geloven als ik ze vertel dat ik uw bodyguard ben, zou u het goed vinden om met me op de foto te gaan?" Hij vond het prima, dus gaf ik de fotocamera aan mijn collega Chuck, de blanke Ron Stallworth, en ging tussen David Duke en Fred Wilkens instaan. Ik sloeg mijn armen om hun schouders, en Wilkens vond het grappig, maar Duke sloeg mijn arm beledigd weg. Hij zei: "Sorry, maar ik kan zo niet gefotografeerd worden." Ik sprak met Chuck af dat hij op de derde tel de foto zou nemen.

Ik telde af, en bij de derde tel legde ik mijn hand weer op Duke's schouder. De foto was gemaakt, en op dat moment rende Duke bij me vandaan en probeerde hij de camera uit de handen van Chuck te rukken. Ik kreeg de camera eerder te pakken, en toen Duke weer een poging deed de camera af te nemen, keek ik hem aan en zei: "Als je me ook maar met een vinger aanraakt, arresteer ik je voor het aanvallen van een agent." Hij hield halt en keek me woest aan. Zijn hele gevolg staarde naar ons, en terwijl Duke en ik elkaar diep in de ogen keken besefte de grand wizard van de Ku Klux Klan wat het betekende om aan de genade van een zwarte man overgeleverd te zijn – ik was zijn ergste nachtmerrie: een zwarte man met een politie-insigne, en ik had volledige controle over zijn toekomst.

Wat is nu de positie van de Klan?
De Ku Klux Klan is nooit helemaal verdwenen. Het komt en het gaat, maar het sterft nooit helemaal uit. Het zal ook nooit meer zo groot worden als in de jaren twintig, en in de jaren vijftig en zestig toen de burgerrechtenbeweging ook heel groot was. Daar is de maatschappij te veel voor veranderd. Maar het feit dat het nog bestaat is zorgwekkend, we moeten altijd waakzaam blijven en voorbereid om nieuwe uitwassen – in welke vorm dan ook – te bestrijden.

Heb je ooit sympathie gevoeld voor Klanleden waarmee je in contact kwam?
Nee, nooit. Het waren allemaal enorme klootzakken. Het enige waar ik spijt van heb is dat ik nooit mijn ware identiteit kon onthullen om ze flink in verlegenheid te kunnen brengen en ze te laten inzien wat voor idioten het zijn. Ik moest het wel geheimhouden. Maar het blijft een stelletje racistische minkukels.

Je kunt auteur Matt op Twitter volgen.