Foto's van mensen die racial imposter syndrome ervaren.
Foto's door Anna Salhany
Identiteit

'Racial imposter syndrome': als het voelt alsof je afkomst niet van jou is

"Vooral als ik met mijn buitenlandse vrienden ben, voel ik me een fraudeur."

Sinds ik jong ben heb ik het gevoel dat ik nergens bij hoor en dat er geen gemeenschap voor mij is. Dat ik balanceer tussen verschillende werelden, maar toch steeds net tussen wal en schip val. Ik ben geboren in Canada en heb een Iers-Libanese vader en een Nederlands-Indische moeder. Zolang als ik me kan herinneren ben ik zoekende geweest naar wie ik eigenlijk ben en waar ik thuis hoor, want nergens voelde ik me geaccepteerd. Ik kon me nooit goed identificeren met de Nederlandse cultuur, maar een buitenlander mocht ik mezelf ook niet noemen. Want hoe kon ik in vredesnaam mijn Libanese roots claimen als ik geen Arabisch kon? Hoe kon ik Indisch zijn als ik nooit in Indonesië was geweest? Deze vragen stelde ik aan mezelf, maar ik kreeg ze ook van anderen te horen. Het veroorzaakte een identiteitscrisis: waar hoor ik dan wel bij?

Advertentie

Met deze vraag heb ik jarenlang geworsteld. Dus toen ik scrollend door Instagram de term racial imposter syndrome tegenkwam, viel er ineens een puzzelstukje op z’n plaats. Het is een relatief nieuwe term: in 2018 werd het voor het eerst gebruikt in een aflevering van de podcast Code Switch van het Amerikaanse publieke radiostation NPR, als variant op het al langer bestaande ‘imposter syndrome’. Het racial imposter syndrome (een officiële Nederlandse vertaling bestaat niet, maar het betekent zoveel als ‘raciaal oplichterssyndroom’) omschrijft het gevoel van onzekerheid en twijfel dat iemand ervaart wanneer je raciale of etnische identiteit niet overeenkomt met de perceptie die anderen over deze raciale of etnische identiteit hebben. Dit gaat gepaard met de overtuiging dat je nergens echt bij hoort. Je kunt je hierdoor een fraudeur – of ‘imposter’ – voelen, omdat je deel probeert te zijn van een gemeenschap die jou vervolgens niet volledig accepteert. 

Psycholoog Eneida Delgado Silva legt me uit waar dit gevoel vandaan komt. “Onze cultuur en afkomst spelen een belangrijke rol bij het vormen van onze identiteit, en dat begint in de kern bij je ouders. In de eerste fase van je leven draait alles om veiligheid, dus wil je geaccepteerd worden door je ouders. Je gaat automatisch mee in hun cultuur. Dat is een voorwaarde om je zeker te voelen. Maar als je om een bepaalde reden niet mee kunt gaan in de cultuur van je ouders, dan heeft dat invloed op je identiteit en emotionele ontwikkeling. Vooral tijdens de pubertijd, wanneer je voortdurend in verandering bent, is het belangrijk dat je kan terugvallen op een steady thuisbasis. Dat begint bij je ouders en de familie er omheen: hoe zij op je reageren, en of je het gevoel hebt dat je bij ze hoort, of niet.” 

Advertentie

Het gevoel er niet helemaal bij te horen kan door verschillende dingen aangewakkerd worden. Als je geconfronteerd wordt met discriminatie of colorisme, bijvoorbeeld, of met stereotypes over bepaalde etnische of raciale groepen. Ook opgroeien in verschillende landen, weinig contact hebben met een van je ouders, weinig kennis hebben over je afkomst, een andere taal spreken dan een deel van je familie of interesses en uiterlijke kenmerken hebben die niet overeenkomen met wat anderen op basis van je etnische identiteit van je verwachten, kan bijdragen aan racial imposter syndrome-achtige gevoelens. 

Dit gevoel komt voornamelijk voor bij mensen met een biculturele afkomst, maar ook monoculturele mensen kunnen dit gevoel ervaren. Het racial imposter syndrome is geen officiële diagnose, maar het kan toch grote gevolgen met zich meebrengen, legt Eneida uit. “Vaak geeft het een gevoel van twijfel en onzekerheid, een gevoel van eenzaamheid en leegte, graag willen overcompenseren om aan de verwachtingen van anderen te voldoen, je nergens thuis voelen, jezelf willen veranderen. In de ergste gevallen kunnen deze gevoelens leiden tot depressies, angsten of een burn-out.” 

Tijdens mijn onderzoek naar het racial imposter syndrome kwam ik erachter dat er veel mensen zijn die met dit soort gevoelens en gedachtes worstelen, zeker mensen uit families met complexe migratieachtergronden, zoals bij mij het geval is. Voor mij was die herkenning en erkenning erg waardevol, ik voelde me eindelijk begrepen. Ik besloot mijn bevindingen daarom op Instagram te delen, waarna ik veel reacties kreeg van mensen die de term hierdoor voor het eerst tegenkwamen. Ze gaven aan zich gehoord te voelen en eindelijk woorden te kunnen geven aan een gevoel dat ze al lang hebben. Ik vroeg drie van hen om me te vertellen wat racial imposter syndrome voor ze betekent.

Advertentie

Rokaya Hamed (21), Marokkaans en Libisch

Rokaya Hamed. Foto door Anna Salhany

Voor mij begon het eigenlijk al op de basisschool. Ik ben opgegroeid in een kleine stad, waar ik een van de weinige kinderen van kleur was. Ik wilde er graag bij horen, maar het werd me duidelijk gemaakt dat dat niet zo was. Witte kinderen lachten me uit vanwege mijn haar. Ze zeiden dat ik bush-bush haar had, of vroegen of ik m’n vinger in het stopcontact had gestoken. Als er iets over de islam in het nieuws was, kreeg ik daar opmerkingen over. Dat soort dingen hebben er wel voor gezorgd dat ik ging twijfelen aan mijn identiteit, vooral ook omdat aan de Marokkaanse kant hetzelfde gebeurde. Ik spreek de taal namelijk niet, en ben maar één keer in Marokko geweest. Door Marokkaanse mensen is me daarom wel eens verteld dat ik niet een van hen was. Of dat ze me wel Marokkaans vonden, maar me tegelijkertijd een ‘geval apart’ noemden. Aan beide kanten besloten mensen voor mij wie ik was, hoe ik me moest voelen of wat er mis met me zou zijn. Terwijl ik gewoon mezelf was. Alleen dat werd niet geaccepteerd.

Ik voelde me op beide plekken niet thuis. Zo voelde ik me te Marokkaans bij de witte mensen en te Nederlands bij de Marokkaanse mensen. Dus ik moest aan beide kanten enorm overcompenseren. Er was in elke setting wel een andere Rokaya, en dat was erg vermoeiend. Pas toen ik naar binnen keerde en op zoek ging naar wie ik echt was, heb ik die inner peace gevonden. Ik leerde dat je geen validatie moet zoeken bij anderen, maar dat je die alleen aan jezelf kan geven.

Advertentie

Jahrai Veldt (33), Surinaams en Koreaans

Jahrai Veldt. Foto door Anna Salhany

Mijn moeder is als klein meisje uit Zuid-Korea geadopteerd door mijn Nederlandse opa en oma. Ze heeft heel weinig van haar cultuur meegekregen en weet er weinig vanaf. Mijn opvoeding is daardoor voornamelijk Surinaams geweest, ik trok ook meer naar die kant van de familie. Maar als je naar mij kijkt…ik ben heel licht. Lichter dan al mijn neefjes en nichtjes. Daardoor voelde het alsof ik minder Surinaams was dan dan zij.

Ik was dan wel half Surinaams, maar ik bleef die Surinamer waarvan mensen zeiden dat-ie spleetogen had. Of ik werd ‘Chinees’ of ‘kleine Boeddha’ genoemd. Ik ben daardoor niet in een identiteitscrisis beland, maar het zorgde er wel voor dat ik minder snel toenadering zocht. Of dat ik juist extra mijn best deed om de stereotypes van beide kanten tegen te gaan. Hoe onze maatschappij werkt, is dat mensen heel erg uitgaan van hun eerste aannames en de verwachtingen die ze daarbij hebben. Maar de onwetendheid van een ander is niet jouw schuld. Zij weten niet waar je doorheen gaat. Dus probeer je daar niet teveel van aan te trekken. Ik heb zoiets van: ik ben heel leuk en grappig en aardig. Als dat niet genoeg is, dan is dat hun loss. Niet die van mij.


Emma Kribbe (22), Nederlands en Nigeriaans

Emma Kribbe. Foto door Anna Salhany.

Mijn opvoeding is voornamelijk Nederlands geweest. Mijn Nigeriaanse vader is namelijk overleden toen ik pas drie maanden oud was, dus ik heb hem eigenlijk nooit echt gekend. Daardoor heb ik weinig van mijn Nigeriaanse roots meegekregen. Ik voel wel dat ze aanwezig zijn, maar ik vind het jammer dat ik ze niet kan onderbouwen. Ik spreek de taal niet, en mijn Nigeriaanse familie spreek ik weinig. Ik voel me soms een soort bounty. Daar word ik dan ook vaak mee vergeleken.

Soms denk ik: ik ben gewoon een bruine Nederlander. Maar dat vind ik tegelijkertijd wel jammer, want ik ben ook gewoon Nigeriaans. Vooral in het gezelschap van mijn buitenlandse vrienden heb ik dat fraudeursgevoel gehad, omdat ik me bij hen niet buitenlands of niet Nigeriaans genoeg voelde. Maar ook bij Nederlanders merkte ik dat ik ‘anders’ was. Dit kwam vooral terug in microaggressions: opmerkingen over mijn haar en huidskleur. Er werden veel grapjes over gemaakt, vooral op de middelbare school. Ik probeerde het dan weg te lachen, maar eigenlijk voelde ik me op die momenten echt heel kut. Je wil er graag bij horen en wanneer je merkt dat anderen zien dat je anders bent, dan hakt dat er wel bij in. Ik ging op een gegeven moment door een fase waar ik het zo verschrikkelijk vond om bruin te zijn, dat ik heel ver ging om witter te lijken.

Inmiddels voel ik me steeds trotser worden op mijn kleurtje. Maar ik denk dat het wel erg geholpen zou hebben als mijn vader er was geweest. Dan had ik iemand gehad die hetzelfde was als ik, en die me daarin begreep.