wonen

Waarom de sloop van de Tweebosbuurt ook jou woedend zou moeten maken

Dat er zoveel Rotterdamse sociale huurwoningen tegen de vlakte gaan is het gevolg van wanbeleid waar iedereen op den duur last van kan krijgen.
pjimage (15)
Foto's door de auteur. Foto links met dank aan Jelmer Teunissen. 
Untitled_Artwork 99
In de serie Broertje Dood aan Woningnood gaan we op zoek naar de beste manieren om je door de voortwoekerende wooncrisis heen te slaan.

Een week geleden klauwde een onbarmhartige graafmachine het eerste stuk buitenmuur in de Rotterdamse Tweebosbuurt tot puin, terwijl buurtbewoners en andere betrokken activisten bedroefd toekeken. In de media was de afgelopen tijd veel aandacht voor de sloop van deze wijk en het protest daartegen: de verontwaardiging dat bestaande sociale huurwoningen tegen de grond moeten om ruimte te maken voor duurdere nieuwbouw groeit. In een stuk op Vers Beton beschrijft een inwoner van Rotterdam de gang van zaken als “de deportatie van mensen met een laag inkomen” uit de stad.

Advertentie

Het kan zijn dat je nu denkt: dat is enorm lullig voor die mensen, maar ik woon niet in een verouderde corporatiewoning in Rotterdam-Zuid, dus waarom zou ik me hier druk over maken? Maar dan heb je het mis. De sloop van de Tweebosbuurt is niet los te zien van woonbeleid dat ervoor heeft gezorgd dat zo’n beetje iedereen met de gebakken peren zit.

Wat is er precies aan de hand?

In 2018 deelde woningcorporatie Vestia per brief aan huurders in de Tweebosbuurt mee dat hun woningen gesloopt zouden gaan worden, dus dat ze maar beter alvast afscheid konden nemen van hun vertrouwde omgeving. Het plan is om 588 sociale woningen in die buurt te slopen, omdat die door hun slechte staat de moeite van het opknappen niet meer waard zouden zijn. In plaats daarvan moeten er 381 nieuwe woningen gebouwd worden, waarvan 137 bestemd voor sociale huur, 101 voor de vrije sector en 143 voor koop. Per saldo dus een aardig verlies aan betaalbare woningen.

Dat is allemaal in lijn met de Woonvisie van de gemeente, een voorbeeld van gentrificatiebeleid zoals dat in heel Nederland wordt gevoerd: een aantal wijken met een slechte reputatie moet worden opgekalefaterd door het aandeel van sociale huurwoningen omlaag te brengen, en daarvoor in de plaats fris vormgegeven nieuwbouw neer te zetten waarmee kapitaalkrachtige tweeverdieners kunnen worden gelokt. 

Advertentie

Een deel van de bewoners wilde absoluut niet uit Tweebos weg. Zij zijn van mening dat hun huizen nog prima gerenoveerd kunnen worden, en dat de huidige sjofele staat doelbewust is veroorzaakt doordat de woningcorporatie al jarenlang nauwelijks aan onderhoud doet. De vervangende woonruimte die wordt aangeboden betekent voor de bewoners dat ze erop achteruitgaan, want die is duurder en ligt een stuk verder van het centrum. 

IMG-3336.JPG

De Tweebosbuurt in ellendige staat. Foto door Jelmer Teunissen.

Er werd daarom een actiecomité opgericht, en er werden rechtszaken tegen Vestia aangespannen. In een aflevering van het televisieprogramma Opstandelingen wordt duidelijk waarom de huurders zo aan hun wijk gehecht zijn: veel van hen wonen er al hun hele leven, ze hebben er een netwerk van vrienden en kennissen opgebouwd. Juist voor mensen die niet veel te besteden hebben, is de sociale cohesie in een buurt belangrijk. “Mensen met een laag inkomen zijn eerder afhankelijk van elkaar”, legt sociaal geograaf Cody Hochstenbach in die aflevering uit. 

Uiteindelijk mochten alle protesten, columns, spandoeken, rechtszaken en zelfs een boze brief van de VN niet baten: in juni is de sloop van de panden waar alle bewoners inmiddels uit zijn vertrokken van start gegaan. Er zijn nog een aantal mensen die standhouden tussen de grommende sloopmachines en nog in hun huis zijn gebleven - zij wachten nog op een uitspraak van de rechter over de ontbinding van hun huurcontract. 

Advertentie


Ja oké, maar waarom zou ik me daar druk over moeten maken?

De zaak van de Tweebosbuurt staat niet op zichzelf. Er zijn talloze buurten in Nederland waar –met veel kabaal of juist stilletjes –mensen met lagere inkomens weggewerkt worden. 

Die beweging is voor een deel gestoeld op discriminerend en zelfs racistisch beleid. Bij het maken van woonbeleid maakt de overheid gebruik van de Leefbaarometer, wat zowel een neerbuigende woordgrap is als een omstreden meetmethode om de leefbaarheid van bepaalde buurten te bepalen. Indicatoren die daarvoor werden gebruikt waren onder andere de hoeveelheid inwoners met een bijstandsuitkering en de hoeveelheid inwoners met een niet-Westerse migratie-achtergrond. Anders gezegd: een wijk waar relatief veel mensen met een Marokkaanse achtergrond wonen, is volgens deze meetmethode minder leefbaar. 

In Rotterdam leidde dat tot de omstreden Rotterdamwet, waarbij mensen met een laag inkomen die korter dan zes jaar in de stad woonden in bepaalde wijken geen woning mochten krijgen. In de praktijk zorgde dat ervoor dat met name jonge mannen met een migratie-achtergrond letterlijk uit de stad werden geweerd. 

En naast dit schoolvoorbeeld van institutioneel racisme, is de inkrimping van de sociale huursector niet los te zien van de ellendige situatie waarin iedereen zonder koophuis zich nu bevindt. We zijn inmiddels gewend aan het idee dat sociale huur iets is voor de mensen met de allerlaagste inkomens - bijstandstrekkers die het niet gelukt is om iets van hun leven te maken. De hele sector wordt effectief afgeschilderd als iets wat ongewenst en onplezierig is, iets waar mensen zich liever niet mee willen associëren en waar je vooral niet teveel van in je stad wil hebben. Dat maakt het een stuk makkelijker om sloopplannen - zoals die in de Tweebosbuurt - door te zetten. 

Advertentie

Maar: de inkomensgrenzen voor sociale huur waren niet altijd zo laag. Lange tijd was het gewoon om ook met een aardig salaris in een sociale huurwoning te wonen. Sinds de jaren tachtig is het beleid om eigen woningbezit te stimuleren en de sociale sector te verkleinen: daarvoor zijn dingen als de hypotheekrenteaftrek en de verhuurdersheffing in het leven geroepen. Als meer mensen op de vrije markt zijn aangewezen, dan drijft dat de prijzen natuurlijk lekker op.

Er wordt al een tijd gewaarschuwd voor de effecten van het beperken van wie er aanspraak kan maken op sociale huur. Stefan van Schaik, directeur van woningcorporatie Wooncompagnie, schreef twee jaar geleden in Trouw dat het voorstel om de inkomensgrenzen van de sociale huursector voor een grote groep mensen negatief kan uitpakken. Het prijsverschil tussen sociale huur en vrije sector is vaak enorm groot, waardoor ook mensen die officieel te veel verdienen voor een sociale huurwoning grote moeite hebben met het ophoesten van hun huur. “Wij vinden dat de sociale huursector geen mensen moet uitsluiten maar juist open moet staan voor iedereen die geen toegang krijgt tot een markthuur- of koopwoning,” schreef Van Schaik daarover. 

Politici als VVD-kamerlid Daniel Koerhuis, de man die eruitziet als de schaduwgestalte die achter je in de spiegel verschijnt als om middernacht bij flikkerend kaarslicht drie keer ‘bouwen, bouwen, bouwen’ zegt, gaan daar moedwillig aan voorbij door te doen alsof de bouw van meer huizen alleen deze problemen vanzelf oplost. Natuurlijk is het goed als er meer woningen komen, maar de woningnood wordt alleen opgelost als die vers gebouwde huizen dan ook betaalbaar worden - en op de vrije markt is dat allesbehalve gegarandeerd. 

Het kan natuurlijk zijn dat je dit allemaal leest terwijl je aan de keukentafel in je koophuis zit, waar je net een kopje koffie voor jezelf hebt gezet in de geruststellende veronderstelling dat jij jezelf op tijd aan de goede kant van ongelijkheidskloof hebt gemanoeuvreerd. Maar als prettig wonen een voorrecht voor rijken blijft, en het de standaard wordt om je suf te werken om maar aan hypotheekbetalingen te kunnen voldoen omdat er simpelweg geen goedkoper alternatief is, dan heeft dat een breder effect. De steden worden saaie, steriele plekken waar bewoners alleen nog zijn om te werken en in hun duurbetaalde bedden te slapen, omdat ze het zich niet meer kunnen veroorloven om ergens onbetaald tijd en moeite in te stoppen. Uiteindelijk verliest iedereen.