Een technoclub beginnen brengt altijd een zeker risico met zich mee, maar nu is het misschien wel spannender dan ooit. Nu de clubs langer dan een jaar dicht zijn geweest wordt er gefantaseerd over een nieuwe Roaring Twenties en een Slutty Summer, maar het is nog de vraag of die fantasieën ook werkelijkheid worden. Want misschien is iedereen toch nog een beetje bang voor het coronavirus. Misschien heeft het clubvolk van voor de pandemie een voorkeur ontwikkeld voor Weense wals in de vrije natuur. Misschien zijn ze allemaal gezondheidsfreaks geworden die in het weekend trainen voor de marathon. Ruben Leufkens, Merlijn Amaro en Daniël Verschoor durfden het toch aan, en begonnen deze maand de nieuwe club BIT, in Rotterdam. Ze gaan er techno draaien en andere elektronische muziek. We spraken hen over hoe ze hun club door deze onzekere tijden gaan navigeren.
Ruben droomt al van een eigen club sinds hij tien jaar geleden illegale raves begon te organiseren in Rotterdam, vertelt hij aan de telefoon. “David Vunk was toen nog niet zo bekend, die kwam voor een flesje wodka bij ons in de bosjes draaien.” Op een gegeven moment werden al Rubens dj-spullen gejat. Dat bleek een geluk bij een ongeluk: de dader werd gepakt en moest hem een schadevergoeding betalen. Samen met Merlijn Amaro en Daniël Verschoor begon hij met dat geld het Keilecafe, een openluchtbar waar je ook kunt dansen. Zelf noemen ze het een “permanent festival.”
Videos by VICE
BIT ligt vlakbij het Keilecafe, aan de Keileweg. Het is een stuk van Rotterdam dat vroeger een slechte naam had. “Mensen lieten hun auto open staan zodat de ramen niet kapot werden geslagen en junks erin konden slapen. Er was een industriegebied en en een afwerkplek.” Het pand waarin ze nu BIT begonnen was ooit een bordeel, daarna een shishalounge. Het is eigendom van kunstenaar Joep van Lieshout, die al jarenlang bezig is om van het gebied een artistiek paradijs te maken.
De kunstenaar was dus al langer hun buurman, en dat ze hem en de plek kenden heeft ongetwijfeld geholpen bij het stichten van deze nieuwe club. Toch waren er nog genoeg andere obstakels te overwinnen. “Het is gekkenwerk.” vat Ruben het samen. Door de pandemie werden er door banken geen leningen verstrekt. Dat hebben ze ondervangen met een succesvolle voorverkoop voor de uitgaansavonden in hun eerste maand: er werden zo’n 3200 kaartjes verkocht. “Dat was een goede testcase, want als niemand een kaartje koopt dan is het het ook niet waard om in de verbouwing van het pand te investeren,” zegt Ruben erover. Het is namelijk niet gezegd dat een club elke nacht uitverkocht is. “Het is best een opgave om een club vol te krijgen. We willen bij het vormgeven van de clubavonden samenwerken met verschillende organisaties, en niet alleen die waarvan je vantevoren al weet dat het een succes gaat worden.”
Daarnaast is Rotterdam naar het schijnt een moeilijke stad voor clubs. Ruben zegt dat het recent gesloten BAR het heel goed deed maar niet altijd werd opgepikt door het publiek. Ook noemt hij Mono een erg inspirerende Rotterdamse club. Maar in de praktijk ging hij meestal naar Berlijn of Amsterdam. Volgens Ruben deed hij dat omdat de clubs daar een esthetiek hebben die uitnodigt tot dansen. “In Rotterdam wordt raven nog niet altijd serieus genomen: mensen bespreken op de dansvloer de roddels of de werkweek. Het wordt al heel snel een laffe borrel”. Zijn favoriete club was dan ook De School in Amsterdam. “Die plek sprak mij heel erg aan.”
De School heeft de coronacrisis niet overleefd, wat vanuit concurrentie-oogpunt natuurlijk gunstig is. Ruben zegt dat hij het jammer vindt dat de club weg is, maar dat het ook een les is voor nieuwe clubeigenaren. De School sloot haar deuren namelijk na een stevige discussie over het personeelsbeleid, het deurbeleid en de programmering, die volgens een aantal werknemers en bezoekers niet inclusief genoeg waren. Hoewel financiële redenen de doorslag gaven voor de sluiting, maakte de discussie wel duidelijk hoe belangrijk draagvlak onder je publiek is. “Op deze manier kun je zien dat niemand onaantastbaar is,” zegt Ruben.
Het onnavolgbare, compromisloze deurbeleid dat werd gepopulariseerd door de legendarische Berlijnse club Berghain en de standaard werd in de technoscene lijkt hiermee definitief gesneuveld te zijn. Maar hoe het er bij BIT wel uit gaat zien, is nog niet helemaal duidelijk, blijkt als ik later in Rotterdam een rondleiding krijg van Ruben en Merlijn door hun pand. Ze willen voor iedereen toegankelijk zijn, maar ook weer niet zomaar iedereen binnenlaten. “Je moet een mengelmoes van mensen hebben, en een leuke plek betekent dat er ook mensen niet zijn,” zegt Ruben. “Racisten mogen niet komen, daarmee sluit je ook mensen uit,” vult Merlijn aan.
Ook op interieurgebied wijkt BIT af van wat eerder in zwang was in de technoscene. Veel clubs hadden de laatste jaren een wat minimalistische en industriële uitstraling. De School had bijvoorbeeld wel een gouden bar, maar het was er altijd zo donker dat het voelde als een grimmig rave-hol. Bij BIT speelt de verlichting een belangrijke rol. Ruben en Merlijn vertellen over een gigantisch neonlogo dat de hele gevel van het gebouw zal gaan bestrijken. Overdag staat er “Bitter” de naam van het restaurant, ‘s nachts gaan de laatste drie letters uit en staat er BIT.
Ze hebben het idee voor de club aan hun ‘huisbaas’ Joep van Lieshout