THUMP: Hoe ben je in aanraking gekomen met elektronische muziek?
Bart: Ik begon met housen en platen draaien in een studentenwoning in Arnhem. Op mijn negentiende verhuisde ik naar Amsterdam – officieel om communicatie te gaan studeren, maar ik begon ook met illegale feesten geven. Je had toen nog hele goedkope locaties zoals het Repetitiehuis, de Graansilo en Vrieshuis Amerika. Voor duizend gulden huurde je een locatie en mocht je je eigen blikjes bier meenemen. Ik had ook een baantje bij Outland, waar mensen als Dano, Jerome, Isis en Dimitriwerkten. Ik kopieerde daar flyers als een malle, die ik dan verspreidde op locaties in de binnenstad, zoals bij Club Warehouse.
Mazzo was toen echt de tent voor mij. Je had Cellie met zijn zaterdagavond en Angelo met zijn donderdagavond. Na talloze keren cassettebandjes te hebben afgegeven waar nooit een reply op kwam, had ik zoiets van: ik ga niemand anders zijn wereld meer proberen te infiltreren, maar ik laat ze kennis maken met die van mij. Ik nodigde Cellie uit om te komen draaien op mijn feest en toen heeft hij me de kans gegeven om op zondag de Mazzo te doen met Alexander Koning. We nodigden Ben Sims uit voor zijn Nederlandse debuut.
Videos by VICE
Later heb ik het stokje overgenomen op de donderdag. Samen met Kostas Hom begonnen we Voltt. Het moest de tegenhanger worden van de stevige techno op zaterdag, dus kwamen we automatisch terecht bij de wat diepere geluiden van mensen van Playhouse, Perlon, Studio Eins in zijn begindagen en artiesten als Mike Ink, Maurizio en Baby Ford. Ik stuurde faxen naar de nummers die ik op platenhoezen vond en zo haalde ik heel veel mensen voor het eerst naar Nederland.
Er wordt vaak gesproken over een nieuwe technorevolutie aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Voelde dat ook zo in die tijd?
Dat maak je niet bewust mee. Sinds begin jaren negentig heb je in Nederland altijd een select groepje gehad: Steve Rachmad heeft altijd tijdloos geproduceerd, Speedy J en Orlando Voorn ook. Maar in feite was de Amsterdamse scene rond de eeuwwisseling qua techno niet echt happening; als er al producers waren, traden ze nooit op in eigen land. Je merkte dat er een nieuwe producerscene ontstond. Dylan Hermelijn met 100% Pure was een van de eersten die het oppikte.
Is Amsterdam nog steeds zo internationaal relevant als toen?
Ja, Amsterdam is sterker dan ooit. Met Rush Hour en Delsin en alle labeltjes die eromheen hangen heb je een ontzettend sterk platform. Terwijl op Amsterdamse studentenfeesten vijftien jaar geleden nog DJ Jean met een andere nineties act stond te draaien, gaat nu iedere student naar kwalitatief goede dancefeesten met een meer underground karakter. De scene is zowel aan de kant van de artiesten en organisaties als aan de kant van het publiek extreem goed op dit moment.
Je draaide op een gegeven moment net zo vaak als Benny Rodrigues in Nederland. Tegenwoordig is dat een stuk minder. Hoe komt dat?
Als je weinig in eigen land staat, lijkt het of je minder draait. Maar ik ben eigenlijk meer in het buitenland te vinden tegenwoordig. Twee jaar geleden heb ik een deal gesloten met Adam Beyer voor Drumcode, dat ik alleen nog maar platen bij hem uitbreng. Sindsdien is het bij mij in het buitenland in een stroomversnelling geraakt. Vooral in Europa, maar volgende maand gaan we bijvoorbeeld ook naarde Verenigde Staten en Canada voor een tour.
Je tekent niet zomaar exclusief bij een label. Wat voor klik hebben jij en Adam Beyer?
Ik kende hem al vijftien jaar via Rocco van Awakenings en hij heeft mijn muziek altijd al gesupport. Hij is een hele relaxte gozer en dat is voor mij het allerbelangrijkste. Hij is loyaal, betrouwbaar, niet hijgerig en niet pushy qua wat voor producties je moet maken. Hij geeft je alle creatieve vrijheid. En dan is Drumcode ook nog eens een heel sterk platform met een hoop goede artiesten. Je gaat met ze mee naar Berghain, Fabric, Output en Sonar; ik ben trots dat ik me aan hun heb kunnen verbinden.
Hoe zie je de toekomst voor je als dj?
Ik wil goede muziek blijven maken en van het moment genieten. Ik heb inmiddels ook geleerd dat je jezelf kapot kan werken. Er moet balans zijn in mijn leven. Mijn hele leven draait sinds mijn tienerjaren over de indeling van mijn week – ik leef voornamelijk van weekend naar weekend. Ik wil twee dagen per week muziek maken, één dag per week met Voltt bezig zijn, in het weekend kunnen draaien en verder genoeg vrije tijd hebben voor mijn persoonlijke leven. Als ik er nu voor zou kiezen om te focussen op één ding, zouden er vast wel deuren voor me opengaan. Maar je moet ook leren genieten van het moment.
Heb je dat ook wel eens te weinig gedaan?
Ja, op een gegeven moment deed ik echt teveel verschillende events: Traffic, Static, Voltt en ook nog wat clubavonden. Nu ik vader ben geworden en een familieleven ernaast heb, wordt die balans belangrijker. Je leert vanaf je jeugd alleen maar naar de toekomst toe te werken en dat je aan ‘later’ moet denken. Maar ondertussen is het leven vooral nu bezig en leer je meer en meer genieten van het moment en je omgeving.
Hoe heeft het vaderschap je beïnvloed als artiest?
Ja, heel goed. Ik ben nog steeds altijd met muziek bezig, maar je leert je muziek en je werk ook van een afstand bekijken. Als je hele sociale vriendenkring en werk om het clubben draait, word je er helemaal in opgeslokt. Nu kan ik er ook van een afstandje naar kijken en geniet ik er intens van. Muziek is mijn passieen mijn leven, maar ik heb een balans gevonden.
Op een gegeven moment heb je alle andere evenementen stopgezet en nu heeft Voltt de volle focus. Hoe gaat het met Voltt Loves Summer?
Het festival gaat nu zijn negende jaar in. Dat is door mond-tot-mondreclame van een festivalletje van vijftienhonderd man uitgegroeid tot een festival van twintigduizend man. En het gaat nog steeds goed. Wij zijn een hecht team van vier man dat alles from scratch opbouwt. We genieten er heel erg van om naar het evenement toe te werken. In de zomermaanden gaat voor mij het produceren op een lager pitje en ben ik veel met Voltt bezig. Straks in oktober, als het festival is afgewikkeld, ga ik weer naar de studio. Het fijnste van Voltt vind ik dat het iets is dat je kan blijven neerzetten met de muziek die je zelf goed vindt, voor een vaak dankbaar publiek dat bestaat uit muziekliefhebbers.
Jullie waren de eersten die de nieuwe Nederlandse school technoproducers pushten. Maar op een gegeven moment waren jullie niet meer de enigen die dat deden. Hoe was het toen ineens iedereen dat ging doen?
Ik heb me daar nooit bewust mee bezig gehouden. 2008 en 2009 waren de hoogtijdagen van de Voltt-hype. En dat had direct zijn weerslag op het publiek. Je merkte dat het te populair werd; dat mensen minder kwamen voor de muziek en meer voor de merknaam. Ik vind zelf dat 2010 en 2011 wat mindere jaren waren. Toen hebben we ook echt een stapje terug genomen en inmiddels is het weer gezonder dan ooit. Je merkt dat iedere twee à drie jaar de partygeneratie een beetje verandert. Bovendien is de hele festivalmarkt ontzettendgroot geworden. Ik streef er niet naar om degrootste en de beste te zijn. Het oeridee van Voltt is altijd geweest: muziek programmeren die ik zelf goed vind. En dat is nog steeds het boekingsbeleid. Inmiddels zijn we wel wat breder gegaan, maar in principe is elke act die op Voltt Loves Summer staat, iemand waarvan ik de muziek draai of als artiest bijzonder vind.
Heb je er in die jaren nooit aan gedacht om het roer helemaal om te gooien?
We moeten de muziek kunnen programmeren die wij goed vinden. Als het daardoor commercieel gezien even minder populair is, dan is dat maar zo. Ik vind dat je als festivalorganisator en programmeur altijd de identiteit moet hebben om je ware gezicht te laten zien met een eigen muzikale lijn. Het is te makkelijk om bijvoorbeeld de RA Top 50 of Beatport chart erbij te pakken en te kijken: dit zijn de top acts van 2014, daar dan allemaal offers op doen en kijken wat er binnenkomt. Ik voel dat niet. Ik laat niet iemand anders voor mij bepalen wat goed is. Het is goed om ergens voor te staan en niet met alle winden mee te waaien.
Ik luister zelf minimaal 1,5 uur per dag actief muziek om nieuwe dingen te ontdekken. Natuurlijk verander je zelf ook door de jaren heen, maar ik ga niet ineens in paniek van links naar rechts schuiven omdat een geluid commercieel gezien even minder populair is.
Dit jaar vind ik de line-up wel spot on.
Ja, het is dit jaar bijzonder goed gelukt. Dat Sven Väth en Richie Hawtin samenkomen is echt toeval. Sven Väth hadden we al lang van tevoren vastgelegd en Richie Hawtin bevestigde na een paar maanden radiostilte plotseling ook. Maar naast de headliners ben ik ook trots op een hoop nieuwe namen als Happa, Dense & Pika, Mind Against, Svreca en Bob Moses. Ik vind dat je moet blijven investeren in nieuw talent. Probeer niet alsmaar dezelfde namente boeken, dan wordt het één pot nat zonder identiteit. Dat vind ik gevaarlijk aan de monopolieposities waarin de scene zich kan bevinden, dat een paar spelers en enkel de ‘grote’ namen de hele boel domineren.
Zoals jullie dat vroeger zelf ook hadden.
Ja, we hebben dat met Voltt, Static en Traffic vooralin de beginjaren gehad omdat er simpelweg toen nog weinig promotors waren die zich op dat geluid richtten. Maar één aanbieder is nooit goed voor de ontwikkeling van een scene. Ik pleit er echt voor dat er veel onafhankelijke organisatoren zijn die allemaal hun eigen ding doen. De Nederlandse festivalmarkt is heel groot, maar als je achter de schermen kijkt, zie je dat maar een x-aantal spelers heel veel in handen heeft en dat vind ik ongezond.
Wat kan er dan mis gaan?
Als je bijvoorbeeld een partij als SFX hebt, die een aantal Nederlandse organisaties in handen heeft, dan kunnen ze – en laten we Richie Hawtin als voorbeeld nemen op internationaal niveau – een offer doen op dertig shows wereldwijd, waarvan een x-aantal shows in Nederland. Daar kunnen andere, kleinere organisaties die op locaal territorium (Nederland) opereren, niet meer tegenop bieden. En dan worden de touragenda’s voor artiesten dus van hogerhand bepaald en is de monopoliepositie verstikkend voor de ontwikkeling van een creatieve, gezonde scene.
Je zei net dat Nederland nog nooit zo’n gezonde scene heeft gehad. Maar denk je dan niet dat met die monopoliepositie de gezondheid in het geding gaat komen?
Dit is niet de eerste bedrijfstak waarbinnen het gebeurt. Dance is misschien gecreëerd door avonturiers en gelukszoekers, maar er wordt nu flink geld verdiend door zeer grote bedrijven. Maar verder is de scene en het publiek in Amsterdam en Nederland fantastisch nu. Er zijn rond de driehonderd festivals per jaar met heel veel leuke en spannende initiatieven. Er is veel nieuw talent, ook qua organisaties. Dus wat dat betreft gaan we een mooie toekomst tegemoet.
Tot slot. Wat is het belangrijkste dat je je zoon wil meegeven?
Zoals ik al eerder zei: probeer te genieten van het moment in plaats van alleen aan later te denken. Mijn moeder heeft altijd keihard gewerkt en die is nu met pensioen. En als we dan met elkaar praten zegt ze: ‘Bart, had ik me eerder maar gerealiseerd dat ik meer moest genieten en niet alleen maar keihard voor mijn carrière moest gaan.’
Niet alles draait om werk en geld. Het belangrijkste is om te genieten van je leven met de middelen die je hebt. Als dat een wijze les van mijn moeder is, dan kan ik dat alleen maar met veel liefde meegeven aan mijn zoon.
Bart Skils draait zaterdag op zijn eigen festival Voltt Loves Summer op de NDSM-werf.