Muziek

Het is maar goed dat Prince zelf niet naar zijn tentoonstelling kon komen

“Sometimes it snows in april,” zong Prince eens. Vaker regent het in maart. Zo ook op de eerste reguliere ochtend van de aan de grote kleine man uit Minneapolis gewijde tentoonstelling My Name Is Prince. Fans hebben zich bij de ingang van de Beurs van Berlage in Amsterdam verzameld, je herkent ze aan hun Prince-shirts. Een vrouw heeft het bekende Symbol als het dingetje van haar rits, waarvoor ongetwijfeld een naam bestaat – in de kledingbranche hebben ze het heus niet over ‘dingetjes van een rits’ als ze er een schoenendoos vol van bestellen – maar wat die naam is weet ik niet en het doet ook niet ter zake. Ik ben hier voor Prince. Van hem weet ik wel hoe hij heet. Ik weet dat hij van paars hield en ik kan wat liedjes meemompelen. Veel verder reikt mijn Prince-kennis niet. Die ga ik vandaag eens fijn bijspijkeren.

Met mij zijn er een stuk of dertig bezoekers, wat mij aanvankelijk wat tegenvalt, tot ik mij herinner dat de tentoonstelling eerder in Londen te zien was; een beetje Prince-fan is er toen natuurlijk al geweest.

Videos by VICE

Wie naar binnen wil moet zijn telefoon inleveren. Er mogen absoluut geen foto’s worden gemaakt. “Bij Prince draait het om de ervaring,” zegt de jongen die mijn telefoon in een vergrendeld hoesje stopt. Dat hoesje is grijs, geloof ik. Misschien groen, maar hoe dan ook niet paars.

De eerste ervaring bestaat uit een wand vol albumhoezen. Prince heeft ontzettend veel muziek gemaakt. Het zijn geen echte hoezen, maar uitvergrote afbeeldingen. De gaatjes verraden het gebruik van punaises waarmee ze in Londen aan de muur bevestigd waren. In Amsterdam gebruikt men lijm of buddies (dat is van dat kauwgomspul). Het plafond van The O2 is kennelijk hoger is dan dat van de kelder van de Beurs van Berlage: diverse banners met concertfoto’s kunnen niet volledig worden uitgerold. Leuk voor Prince dat hij eindelijk eens ergens te lang voor is. Minder leuk is dat veel plaatjes in een nogal lage resolutie zijn afgedrukt. Je kunt de pixels tellen. Dat had de perfectionist Prince nooit goedgekeurd.

Dat zeg ik nu wel, maar was Prince wel de perfectionist die ik denk dat hij was? Daar kom ik vast snel achter. Dat is het leuke van dit soort tentoonstellingen.

Via een koptelefoon is een audiotour te beluisteren. De Prince Rogers Nelson Experience begint in een schaars ingericht zaaltje waarin paarse bankjes staan. Aan de muur hangt een videoscherm waarop een paar vroege clips worden geprojecteerd en twee borden met quotes: eentje van Prince over cool zijn, eentje van Barack Obama over Prince. Door de koptelefoon spreekt Prince ons toe over zijn jeugd. Dat is goed bedacht: aan de hand van interviewfragmenten krijgen we zijn levensverhaal te horen.

Toch niet. De rest van de audiotour wordt verzorgd door een anonieme Brit met een zwoele stem die hem uitermate geschikt maakt voor fatsoenlijke vaderrollen in pluizige Disneyfilms. Hij leest voor wat je ook zelf op bordjes kunt lezen. Dat is vooral feitelijke informatie: in dat jaar bracht Prince dit album uit en het werd het succes. Daarna bracht hij dat album uit en dat werd ook een succes. Wie geen Engels verstaat heeft er niets aan, maar de geschreven teksten zijn wel vertaald en er valt genoeg te zien. Gitaren en outfits vooral. Het lijkt erop dat de begeleidende teksten aan twee verschillende schrijvers zijn uitbesteed: over de muziekinstrumenten komen we de nodige details te weten, de glitterpakjes moeten voor zichzelf spreken. Wat ook kan is dat er één tekstschrijver is die nu eenmaal meer van muziekinstrumenten houdt dan van mode.

Over tekstschrijvers gesproken: interessant zijn de kladblokken waarin Prince zijn songteksten en filmscripts schreef. Van klad is eigenlijk geen sprake. Er zijn nauwelijks doorhalingen; alles wat Prince opschreef in zijn basisschoolhandschrift was in één keer goed. In de kantlijn zie je geen tekeningetjes. Deze man was honderd procent gefocust.

Speciaal voor de Nederlandse editie is een muur ingericht met foto’s van Nederlandse concerten. Het gaat wat ver om te zeggen dat kosten noch moeite gespaard zijn, maar het is tenminste iets. Ik ben ondertussen halverwege de voorstelling. De vloerbedekking kleurt paars, terwijl de informatiedichtheid afneemt. De tekstschrijver(s) beginnen wartaal uit te slaan. Ik lees dat een bepaalde gitaar de “gothic steampunk vibe” van de Batman-soundtrack verbeeldt. En: ‘In Lovesexy toont [Prince] zijn speelsheid zonder dat zijn ondeugende en funky kant in het gedrang komt.’ Alsof dat tegenpolen zijn. Wanneer in de geschiedenis van popmuziek is speelsheid precies ten koste gegaan van ondeugd en funk?

De Nederlandse vertalingen mogen niet onbesproken blijven. Van ‘polka dot crop top’ is ‘korte top met rode stippen’ gemaakt. De stippen in kwestie zijn stralend wit. Mogelijk is de tolk in de war gebracht door de polka dot jersey uit de Tour de France, beter bekend als de (rode) bolletjestrui. Google translate kan een bitch zijn. Dat lang niet alle informatie feitelijk correct is, viel ook andere bezoekers op. Afgeluisterd gesprek: “Misschien moeten we er een wedstrijd van maken. Wie de meeste fouten vindt, wint een prijs.”

Met nog precies één zaal te gaan weet ik nog steeds niet wie Prince was; wat zijn drijfveren waren; of hij inderdaad een perfectionist was waarvoor ik hem houd. Was hij eigenlijk wel een mens, of enkel een genie dat het ene succes met het andere aanstak? In de zaal die gewijd is aan zijn studiocomplex Paisley Park ligt, in een onopvallende vitrine, het mooiste voorwerp van de tentoonstelling: een garagedeuropener. Een grijs vierkant kastje is het, waarop het woord multicode staat. Je zou denken dat Prince zoiets niet nodig heeft. Dat garagedeuren automatisch opengaan als hij aan komt rijden. Maar nee, hij moest gewoon op het knopje drukken, anders stond hij mooi te kijk in zijn paarse automobiel.

In dezelfde zaal wordt gesproken over een muur waarop Prince foto’s heeft gehangen van zijn idolen en van artiesten die hij met zijn muziek heeft geïnspireerd. Wie die artiesten zijn wordt niet vermeld. Of zou het over de studiowand gaan die levensgroot naast het bordje hangt? Daar zien we vijf foto’s. Van links naar rechts: Prince, Prince, Prince, Prince en Prince.

De vipruimte kost drie tientjes extra, dus die laat ik voor wat het is. De museumwinkel verdient een vermelding. Een paarse tamboerijn à 82 euro is het best lopende object, weet een medewerker met een paarse shawl te vertellen. Ze vraagt wat ik van de tentoonstelling vond. Ik twijfel of ik moet liegen, maar ze heeft het al gezien.

“Zeg het maar eerlijk.”
“Het is een beetje alsof je in Wikipedia rondloopt,” zeg ik. Volgens haar heeft men er bewust voor gekozen om de mens Prince achterwege te laten.
“De meeste bezoekers zijn enthousiast.”

Mijn favoriete souvenir is de paarse Prince-pingpongbal. Voor twaalf euro heb je er twee. Zouden er bezoekers zijn die niet aan Astrid Joosten moeten denken? De medewerker vertelt dat het geen willekeurig item is, omdat op pingpongballen toevallig een grote winstmarge te behalen is of zo. Prince was een fervent tafeltennisser. Hij kon het best goed, speelde het vaak voor shows in de kleedkamer. ”Hij was erg fanatiek,” zegt ze. “Dat was hij natuurlijk in alles wat hij deed.”

Wat dat betreft is het misschien maar goed dat hij My Name Is Prince niet meer mee heeft moeten maken.