Ieder mens heeft recht op het krijgen van kinderen. Ook mensen die bijvoorbeeld verstandelijk beperkt zijn, drugsverslaafd of al eerder niet in staat bleken om voor een kind te zorgen. Dat iedereen kinderen mag krijgen, staat vaak ter discussie. Bijvoorbeeld in 2017, toen oud-kinderrechter Cees de Groot ervoor pleitte dat rechters verplichte anticonceptie moeten kunnen opleggen aan mensen die niet voor een toekomstig kind kunnen zorgen of een gevaar voor hun ongeboren kind kunnen vormen. Die wet kwam er niet doorheen en de discussie wie wel of geen kinderen zou moeten mogen krijgen blijft doorgaan.
Maar hoe is het nou eigenlijk om op te groeien in zo’n situatie? Om daarachter te komen zocht ik de 43-jarige Angela op. Angela heeft inmiddels een hbo-studie afgerond en is theatermaker. Ze groeide op bij een zwakbegaafde moeder met borderline en een autistische vader. Ik sprak met haar over haar jeugd, haar ouders, verplichte anticonceptie en (het gebrek aan) aan overheidshulp.
Videos by VICE
VICE: Hoi Angela. Wat is er precies met je moeder aan de hand?
Angela: Mijn moeder is nu 66. Ze heeft borderline en is zwakbegaafd. Ook heeft ze regelmatig psychoses. Wat haar IQ precies is, weet ik niet, maar je kan haar qua ontwikkeling vergelijken met een klein kind. Ze kan een beetje lezen en schrijven, zolang het om hele simpele dingen gaat. Klok kijken lukt ook nog net. Maar veel dingen kan ze duidelijk niet, zoals schoonmaken of kinderen opvoeden. Tegenwoordig woont ze in een bejaardentehuis voor psychiatrische patiënten. Hoe was het om op te groeien met een zwakbegaafde moeder?
Zwaar. Mijn hele jeugd fantaseerde ik dat iemand me zou bevrijden uit mijn situatie. Toen ik vier was deed ik al het hele huishouden. Dat moest van mijn moeder. Zij was er niet toe in staat en als ik het niet deed kreeg ik ruzie. Ik deed de boodschappen, de was, zorgde voor mijn broertje, maakte het huis schoon en zette het eten op tafel. Dingen waarvan je je niet kan voorstellen dat een vierjarige het kan. Omdat ik mijn moeder qua IQ al snel voorbij was en daardoor verbaal sterker was, ging ze me uit onmacht slaan. Ze sloeg me iedere dag. Het is moeilijk onder woorden te brengen hoe heftig dat was. Vaak sloeg ze me op mijn hoofd met de hak van een schoen. En dan heb ik het niet over een corrigerende tik. Mijn hele hoofd zit vol littekens. Ze sloeg me tot bloedens toe en duwde me regelmatig de trap af.
Wat afschuwelijk. Kwamen dit soort mishandeling uit het niets?
Meestal wel. Ze verzon vaak een reden. Dan zei ze bijvoorbeeld dat ik mijn broertje van de trap had geduwd en dat ik daarom gestraft moest worden. Of dat ik had gezegd dat ze met haar zwager naar bed was geweest. Ze verzon van alles. Op een middag kwam ik thuis en kreeg ik de wind van voren omdat ik zogenaamd mijn broertje had geprobeerd te verdrinken in een sloot. Ik liep dan helemaal vast en wist niet hoe ik me moest verdedigen. Soms gaf het ik uiteindelijk toe, al had ik niks gedaan.
Waar was je vader?
Mijn ouders zijn inmiddels gescheiden, maar waren gedurende mijn kindertijd getrouwd. Ze hebben elkaar ontmoet omdat mijn moeder schoonmaakte bij mijn vader thuis – iets wat ze eigenlijk helemaal niet kon. Samen hebben ze mij, mijn broertje en mijn zusje gekregen. Mijn vader is autistisch en leefde in zijn eigen wereld. In mijn herinnering zat hij altijd met modeltreinen te spelen, iets waar hij door geobsedeerd was. Hij bemoeide zich niet met de mishandelingen. Toch heb ik wel goede herinneringen aan hem. We gingen weleens een stuk fietsen. Hij vertelde dan wel altijd dezelfde dingen, maar dat vond ik niet erg.
Kwam er geen hulp van buitenaf?
Heel weinig en te laat. Natuurlijk speelde dit zich allemaal af in de jaren zeventig maar toch vind ik het schokkend als ik erop terugkijk. Pas toen ik op mijn vierde een keer huilend op school aankwam omdat mijn moeder met een broodmes op mijn hoofd had geslagen, heeft een juffrouw dat opgepikt. Ik mocht bij haar op schoot en mijn verhaal vertellen. Zij heeft de kinderbescherming ingelicht, die kwamen later bij ons thuis. Daar heb ik flink veel klappen voor gehad. Ik mocht van mijn moeder niks zeggen over wat er thuis gebeurde. Als ik dat toch deed, zei ze dat ik een ondankbaar en slecht kind was en mishandelde ze me. Mijn moeder was er sowieso altijd mee bezig dat ik een slecht kind was en dat er iets mis met me was.
Hoe uitte zich dat?
Ze vertelde me dagelijks dat ze me niet wilde en dat ik niet in orde was. Ik ben op mijn vierde zelfs 17 dagen opgenomen in het Westeinde ziekenhuis in Den Haag op de psychiatrische kinderafdeling om uitgebreid onderzocht te worden. Ik weet nog dat mijn moeder zei: “We laten je opnemen omdat je gek bent. Ik hoop dat ze je houden.” Dit soort geestelijke mishandeling was erger dan de fysieke mishandeling.
In het ziekenhuis ben ik op allerlei dingen getest, epilepsie bijvoorbeeld. Ik ben geobserveerd en er zijn ECG´s gemaakt. Dat was een wens van mijn moeder. Puur omdat zij ervan overtuigd was dat er iets mis was, zijn de artsen me uiteindelijk voor de zekerheid maar gaan screenen.
Heb je ooit dat ziekenhuisdossier ingezien?
Ja, dat heb ik later wel eens ingekeken. De conclusie was dat ik een normaal kind was maar dat de thuissituatie niet goed was. Daarom ging ik vanaf dat moment elke dag naar een Boddaertcentrum, waar naschoolse opvang geboden wordt aan kinderen die om allerlei redenen hulp en ondersteuning nodig hebben. Ik ging daar tot mijn zesde heen, en op mijn dertiende en veertiende ook weer. Het waren de enige periodes in mijn jeugd dat ik een beetje gelukkig was. De begeleiders waren lief en ik was minder thuis. Dat was fijn.
Wat gebeurde er toen je ouder werd?
Op mijn veertiende ben ik van huis weggelopen. Ik realiseerde me toen dat ik het waarschijnlijk niet zou overleven als ik thuis zou blijven. Dit klinkt raar maar een kleuter stuitert nog een beetje. Tegen de tijd dat ik veertien was, stuiterde ik niet meer als ik de trap af werd geduwd. Toen ik weer eens in elkaar geslagen was, besloot ik er vandoor te gaan. Ik heb mijn schoolboeken in een doos gedaan en die achterop mijn fiets gebonden. Met die doos achterop en een rugtas op ben ik gaan fietsen. Ik wist op dat moment niet waar naartoe. Uiteindelijk ben ik voor drie maanden in een tijdelijk pleeggezin geplaatst.
Hoe was dat?
Gek. Omdat ik totaal geen opvoeding had gehad, vonden mijn pleegouders me behoorlijk raar en dat zeiden ze ook. Ik had geen sociale vaardigheden en ik wist bijvoorbeeld niet wanneer of hoe je moest douchen. Ook was ik voortdurend heel erg opgewekt omdat ik ontsnapt was. Ik huilde niet, gaf geen nachtzoenen en deed niet mee aan het gezamenlijke opruimen op zaterdag. Er is letterlijk tegen me gezegd: “Je bent intellectueel wel ontwikkeld, maar emotioneel niet.” Dat deed me echt pijn, want ik deed zó mijn best.
Je werd dus niet begrepen?
Nee. Mijn problemen waren wel complex, maar er was niet iets fundamenteel mis met me. Dat idee werd me toen weer gegeven. Behalve dat ik niet was opgevoed had ik ook het wereldbeeld van mijn ouders overgenomen en dat zorgde ook voor problemen. Ik zag de wereld als een enge en onbegrijpbare plek. Je zou kunnen zeggen dat ik verwilderd was.
Hoe ging het met je broertje en je zusje nadat jij weg liep?
Ik vond het extreem moeilijk om ze achter te laten. Nadat ik ben weggelopen heb ik geprobeerd om mijn broertje en zusje thuis weg te krijgen maar dat is niet helemaal gelukt.
Die zijn thuis blijven wonen?
Mijn zusje wel. Omdat mijn moeder nadat ik weggelopen ben meer hulp is gaan accepteren, was het voor mijn zusje mogelijk om daar te blijven. Mijn moeder begon antipsychotica en kalmeringspillen te nemen en dat hield haar wat rustiger. Toch is mijn zusje ook niet goed verzorgd en heeft ze een moeilijke jeugd gehad waarin ze veel is geslagen. Dat stopte pas toen mijn moeder definitief werd opgenomen.
Was dat voor jou ook een omslagpunt?
De echte omslag kwam toen ik zelf kinderen kreeg. Ik had kinderen krijgen steeds uitgesteld. Ik was bang dat ik niet goed voor ze zou kunnen zorgen en niet van ze zou kunnen houden – dat had ik nooit geleerd, en mijn moeder hield ook niet van mij. Maar toen ik mijn oudste zoon eenmaal in mijn armen had, wist ik meteen dat ik in niets op mijn moeder lijk. Het was alsof een afschuwelijk noodlot was afgewend. Zij hoeven niet voor mij te zorgen zoals ik vroeger voor mijn moeder moest zorgen. Het geweld, de verwaarlozing, de eenzaamheid, dat is bij mij gestopt. Daar ben ik heel erg trots op. Toch praat ik nog steeds met een psycholoog en ga ik soms naar een goede haptonoom. Het gaat niet vanzelf. Het is hard werken om aan mijn jeugd te ontsnappen.
Hou je van je moeder?
Nee. Dat is natuurlijk raar om te zeggen. Maar ze is nooit goed voor me geweest. Ze heeft me vooral uitgescholden en geslagen. Toch heb ik nog steeds contact met haar. Ik zie haar als een kwaadaardig kind dat er niks aan kan doen dat ze zo is. Ze is nou eenmaal mijn moeder en ik voel me verantwoordelijk voor haar.
Met het oog op wat jij allemaal hebt meegemaakt, ben jij dan voorstander van verplichte anticonceptie bij zwakbegaafden?
Ik vind dat een heel moeilijk thema. Ik ben blij dat ik besta en dat mijn broertje en zusje bestaan. Toch vind ik het niet goed dat iedereen zomaar kinderen mag krijgen. Ik vind dat de overheid er heel alert op moet zijn als een zwakbegaafd of anderzijds incapabel iemand een kind krijgt. Er moet tijdig hulp geboden worden bij dit soort gezinnen. Ook als de ouders zelf niet willen. Je kan kinderen niet aan hun lot overlaten, zoals bij mij het geval was.
Bedankt, Angela.