Het was aan het sneeuwen toen op 8 januari 2015 een auto met hoge snelheid van het parkeerterrein van de Old National Bank in Osterno Township (West Michigan) racete. Kort daarna nam de auto een scherpe bocht en belandde in een sneeuwhoop. Twee mannen kwamen uit de auto en probeerden het voertuig weer de straat op te duwen. Na een paar minuten lukte dit en vertrokken ze met gierende banden.
Dat vertelde een gepensioneerde leraar in zijn verklaring aan de lokale politie nadat hij de auto met hoge snelheid weg zag rijden uit de sneeuwhoop.
Videos by VICE
Terwijl de man beschreef welke kant de auto op ging, ontdekten onderzoekers de plek van het ongeluk. Ze vonden ook het eerste en enige stukje DNA-bewijs, dat een van de mannen in het voertuig verbond met een reeks bankovervallen de afgelopen twee jaar in West-Michigan. In de sneeuwhoop lag een half opgegeten cheeseburger van Wendy’s (een Amerikaanse hamburgerketen), die uit de auto was gevallen toen de mannen bezig waren met uitgraven.
Tussen mei 2014 en januari 2015 beroofden Dominick Johnson en zijn halfbroer Nathan Benson banken in meerdere Amerikaanse steden door werknemers onder schot te houden. Benson deed beroving; Johnson was de chauffeur die hem hielp te ontsnappen. Ze werden ook in verband gebracht met andere mislukte bankovervallen in de regio.
Het DNA op die hamburger bleek later van Johnson te zijn. En door dat bewijs zitten ze nu allebei hun gevangenisstraf uit: 72 jaar voor Johnson en 14 jaar voor Benson. De straf van Benson werd verlaagd omdat hij de aanklagers hielp en omdat hij tegen zijn halfbroer getuigde in de rechtbank.
Het DNA-bewijs dat uit het eten in de sneeuwhoop werd gehaald, speelde in deze zaak een belangrijke rol. Het was niet het enige sterke bewijs, maar het was wel het bewijs waardoor de jury zonder twijfel kon vaststellen dat Johnson een van de daders was. Daarnaast waren er getuigenverklaringen, waaronder die van Benson, en telefoondata. Toch omschreef Patrick A Miles Jr. de procureur-generaal die hielp bij de veroordeling het DNA-bewijs als “zeer overtuigend voor een jury” aan MUNCHIES.
De zaak van Johnson is een van de weinige zaken waarin DNA-bewijsmateriaal uit eten een belangrijke rol speelde in de veroordeling.
In mei vorig jaar hing een van de meest spraakmakende moorden van de Verenigde Staten grotendeels af van DNA dat op eten was gevonden. De Savopolous-moorden – een akelige viervoudige moord in Washington DC – prikkelde de meest duistere fascinatie van het publiek om verschillende redenen: de rijkdom van de familie, de vermeende marteling van een tienjarig jongetje en een schijnbaar gebrek aan hard bewijsmateriaal. Hierdoor leek de zaak af te hangen van een stuk Domino’s Pizza dat werd gevonden in het huis van de familie Savopolous.
Er zijn nog steeds veel vragen (en samenzweringstheorieën) over wat er echt gebeurd is, maar uiteindelijk werd één man aangehouden. Het speeksel van Daron Wynt kwam overeen met het DNA op de pizza.
Het gebruik van forensisch DNA-bewijs is niet nieuw. Het wordt al gebruikt sinds midden jaren tachtig, maar de techniek erachter is steeds beter geworden. De vraag is alleen waarom DNA uit eten steeds vaker opduikt in rechtszaken.
Heeft de wetenschap iets nieuws ontdekt, doet de politie iets anders, of is het gewoon toeval?
David Foran, directeur van het Forensic Science Program aan de Michigan State University en een expert op het gebied van forensisch DNA-profilering, vermoedt dat het vooral komt door nieuwe strafrechtelijke procedures. “Forensisch onderzoekers zijn oplettender geworden op de plaats delict,” meent hij.
“Ze verzamelen al heel lang sigarettenpeuken, maar het idee dat eten of een stukje kauwgum op de grond bewijs kan zijn, is nieuw. Ze zijn zich daar nu waarschijnlijk bewuster van en verzamelen dat bewijs dus ook beter.”
Maar de techniek is ook beter geworden waardoor het nu mogelijk is om DNA-sporen uit eten te halen. Die ontwikkeling ging geleidelijk – er is niet één punt waar die ontwikkeling opeens plaatsvond.
DNA is aanwezig in elke cel van ons lichaam (behalve in rode bloedcellen), en elke cel die wordt achtergelaten kan mogelijk als bewijs worden gebruikt. Een van de problemen met deze techniek, was dat er vrij veel materiaal nodig was.
“Rond de tijd van OJ Simpsons zaak, kwamen er net nieuwe technieken op,” vertelt Foran. “Vroeger was de vuistregel dat je een bloedvlek nodig had ter grootte van een munt van vijf eurocent om DNA-tests te doen. Tegenwoordig kun je dingen testen die je niet eens kunt zien.”
Foran legt uit dat forensisch DNA-tests tegenwoordig in de hele Verenigde Staten op dezelfde manier worden gedaan en dat dertien stukken DNA met elkaar worden vergeleken. Deze manier van testen, bekend als de Short Tandem Repeat (STR)- analyse, vergelijkt overeenkomsten tussen bewijsmateriaal en het DNA een verdachte.
Als je op een plaats delict een bloedvlek hebt en de verdachte een heel ander DNA-profiel dan in het bloed, dan heb je de verkeerde persoon,” zegt Foran. “Als ze hetzelfde zijn, dus als je op alle 13 stukken van het DNA hetzelfde resultaat krijgt, dan kun je snel een rekensom doen en zeggen: ‘Wat zijn de kansen dat dat bloed van iemand anders dan van de verdachte is?’”
De kans dat een onschuldig persoon exact hetzelfde DNA-profiel heeft als een forensisch monster is ontzettend klein. Daarom wordt er vaak gezegd dat het even uniek is als een vingerafdruk, hoewel Foran opmerkt dat het onmogelijk is om hier een exact cijfers voor te nomen. En zo’n nauwkeurigheidspercentage van DNA-bewijs is iets wat jury’s wel makkelijk kunnen begrijpen..
Een DNA-monster dat op eten is complexer dan het vinden van een bloed- of spermavlek (twee vloeistoffen die vaak gebruikt worden als forensisch bewijs), om verschillende redenen. Speeksel is gevuld met cellen uit de binnenkant van de mond, maar is niet onmiddellijk zichtbaar voor het menselijk oog, zoals andere vloeistoffen dat wel kunnen zijn. Hoewel Foran opmerkt dat als er eten wordt gevonden, een gebitsafdruk een onderzoeker rechtstreeks naar het gebied zal wijzen dat getest zal moeten worden.
Een ander probleem is hoe snel DNA niet meer goed is nadat het op een plaats delict is achtergelaten.
Foran zegt dat DNA relatief stabiel is, maar dat het kan worden beïnvloed door de omgeving. Vocht en warmte zorgen ervoor dat DNA snel minder goed wordt. DNA dat achterblijft op eten is mogelijk ook kwetsbaar voor andere problemen. Bacteriën en schimmels maken DNA ook kapot, dus een monster dat op een burger wordt gevonden, moet snel worden getest.
“Als er schimmels op groeien, wat al snel gebeurt bij eten dat buiten de koelkast is blijven liggen, heeft het geen zin om die burger een maand later nog te testen. Het is gewoon bijna niet mogelijk. Maar als je de hamburger diezelfde dag nog in de koelkast legt, dan zal het DNA van degene die de burger heeft gegeten er nog perfect vanaf te halen zijn.
Het is belangrijk dat er voorzichtig met het bewijsmateriaal om wordt gegaan en dat het goed wordt opgeborgen als het naar het lab wordt gebracht. Als dat zo is, kan eten een betrouwbare en accurate bron zijn van forensisch DNA-materiaal én – zoals je ziet bij deze recente gevallen – een belangrijke hulpbron zijn voor rechercheurs.
Zolang de forensische wetenschap en de politie procedures blijven verbeteren, zullen criminelen hun strategieën blijven aanpassen. Maar het beste advies komt misschien toch van je moeder: eet je bord leeg.