Of je nou warm wordt van Rembrandt, van opgezette dieren of van dakpannen, er is voor iedere smaak een museum. Deze hele week is de Nationale Museumweek, en daarom besteden we de komende tijd extra aandacht aan de immense diversiteit aan musea die Nederland te bieden heeft.
“Jezusmina, als dit al kunst is, dan kan ik het ook wel!” Iedereen heeft dit ooit iemand horen zeggen. Vaak is het je oom of een selfiestickdragend dagjesmens, en er is een grote kans dat je het zelf ook stiekem een keertje hebt gezegd. Ik zou je nu kunnen vertellen dat dit een vrij domme mening is, maar dan vind je me waarschijnlijk een hautaine kunstsnob die ongetwijfeld kunstgeschiedenis heeft gestudeerd. Dus ging ik – een hautaine kunstsnob die kunstgeschiedenis heeft gestudeerd – een middag naar het Stedelijk Museum in Amsterdam om te kijken of ik het moderne kunstmaken ook kan. Ik hoopte op een carrière als stinkendrijke kunstenaar, trok mijn bh uit, en werd tenslotte uit het museum gegooid.
Videos by VICE
Unfolding Light van Morris Louis ziet er poepsimpel uit. Het bestaat uit enkele gekleurde strepen, geen gekloot met schaduwwerking en er staan geen mensen op. Wat kan er misgaan? Nou, mijn resultaat lijkt op de therapiesessie van een Parkinsonpatiënt. Unfolding Light heeft duidelijk niets te maken met de perfecte rechte lijn of vrolijke kleurtjes. Louis bedacht een volledig eigen techniek: hij droop verf op een doek. Pas op het einde spande hij z’n doek aan. Het is een soort kunst waarin toeval een cruciale factor speelt. Zijn extreem rijke kleuren lopen in elkaar over en creëren een onverwacht regenboogeffect. Z’n passie voor kunst werd zelfs z’n dood: hij stierf aan longkanker, omdat hij te veel werd blootgesteld aan verflucht. Tien minuutjes klieren met krijtjes is dus niet alleen te makkelijk, maar ook lang niet gevaarlijk genoeg.
In een andere kamer hangt Cathedra van Barnett Newman. Het imposante werk is bijna 2,5 bij 6 meter en de gapende, diepblauwe massa is zo intens dat het mensen tot waanzin dreef. Enkele jaren geleden werd het doek zelfs aangevallen en moest het vijf messteken incasseren. Mijn eigen blauwe vlak drijft me ook tot waanzin, maar dat komt vooral doordat ik er al moeite mee heb om het zielige A4-papiertje tot in de hoekjes te vullen met verf. Bovendien is mijn werk simpelweg een blauw vlakje. Hoe meer je naar het origineel kijkt, hoe meer je ontdekt. Het blauw zit vol diepte, dromerige wolkjes en gekke texturen. De witte lijn in het werk, de ‘zip’, zorgt ervoor dat je niet zeeziek wordt. Maar naast een goedkope manier om te trippen, is het ook nog eens een gigantisch statement. Na de oorlog was de wereld bang en getraumatiseerd. Newmann schreef dat de oude standaarden van schoonheid irrelevant waren geworden. Alleen het sublieme, de ervaring van een indrukwekkende grootsheid die de mensheid van hun sokken blaast, was nog passend. Krijg dat maar eens op een A4’tje.
Hetzelfde gaat op voor Suprematische constructie (met acht rode rechthoeken) van Kazimir Malevich. Je denkt misschien meteen aan het logo van Artsen zonder grenzen, en op papier heb ik dat redelijk nagetekend. Maar nee, het origineel is een honderd jaar oude klap in je gezicht. Na de Eerste Wereldoorlog besliste Malevich dat hij geen vertrouwen had in narratieve beelden. Hij geloofde enkel nog de eerlijke puurheid van vorm en kleur. In een wereld vol stillevens en propaganda, kwam hij op de proppen met zijn ‘simpele’ kunst. En zo gaat dat wel vaker bij kunstenaars: ze verzetten zich tegen de wereld, zwemmen tegen de stroom in of lachen ons gewoon vierkant uit. Daar sta ik dan, kind van m’n tijd, opgevoed door instagramfilters en verlamd van angst door manipulatieve nieuwsbeelden. Het feit dat ik geconfronteerd word met m’n onkunde om in te calculeren hoe groot m’n papier is, maakt me niet per se vrolijker.
Compositie no. IV, Met Rood van Piet Mondriaan zag je sowieso al eens hangen in een of andere deprimerende wachtzaal of in het huis van een kunstminnende economiestudent. Piet lijkt een nogal luie en gierige kunstenaar, met z’n simpele vlakken en vier kleurtjes. Hij zei ooit: “Ik maak lijnen en kleurcombinaties op een vlakke oppervlakte om algemene schoonheid uit te drukken.” En dan denk je: waarom schildert hij dan niet gewoon een lekker wijf? Nou, neem een kijkje naar z’n oudere werken en je ziet dat hij dat evengoed had kunnen doen. Maar Mondriaan wilde zo dicht mogelijk bij algemene schoonheid en de waarheid komen, en een abstractie maken van de wereld. Hij wilde de ultieme basis van alles vinden. Vandaar dat hij enkel primaire kleuren en rechte lijnen gebruikt: het is de ultieme basis van ritmische en harmonieuze schoonheid. Het is alleszins waar dat m’n moeder me met m’n werk de hemel in prijzen, maar dat is dan ook haar taak. Ik ben zelf zwaar teleurgesteld dat ik zelfs met simpele stiften van de Flying Tiger er toch in slaag de kleuren in elkaar over te laten lopen. Dan moet je bedenken dat Mondriaan perfecte lijnen netjes naast elkaar schildert met olieverf en een penseel. Jeweetwel, zo’n ding met honderden weerbarstige haartjes.
Vervolgens kom ik bij het mikpunt van de meeste spot in een museum: hypermoderne, conceptuele kunst. In deze installatie van Seth Price zijn stukken stof over een ijzeren draad gedrapeerd. In zijn dystopische kunst stelt Price zich vragen bij wat internet doet met onze mentale toestand. We worden dag in dag uit gemanipuleerd door beelden, worden angstig en verzuipen in een overvloed aan informatie. Ik weet niet zo goed hoe repen stof op een draad ons bevrijden van de teloorgang van onze wereld. Ik weet wel dat je bh uitdoen op een openbare plaats en hem aan een draad hangen verrassend bevrijdend werkt. Of mijn bh daarmee plotseling kunst is, laat ik aan nietsvermoedende passanten over. En we moeten het zeggen zoals het is: ik ben gewoon een na-aper. Je wordt namelijk geen kunstenaar door kunst na te maken. Net zoals je geen Jackson Pollock wordt als je je huis verbouwt en wat verf morst op de vloer. De kunst die we netjes gepresenteerd krijgen in het museum, is vaak het resultaat van vele slapeloze nachten en flinke schenenschopperij. Die slapeloze nachten kan je makkelijk met de juiste techniek imiteren, maar dan heb je een exacte kopie in plaats van een hersenkronkel, een uiting van het diepste van je ziel of een creatieve explosie.
Ik eindig bij Rothko’s Untitled (Umber, Blue, Umber, Brown). Mijn moeder heeft die ooit zelf eens proberen naschilderen. Buiten het feit dat ze het rood door roze verving en het bruin door glitters, is het me altijd bijgebleven hoe erg het niét leek op een Rothko. Terwijl Cathedra je overweldigt en je blijkbaar uitdaagt om er een mes doorheen te rammen, is Rothko’s werk verwarmend en intiem. Ga er wat minuten voor staan en je weet wat ik bedoel: het werk heeft zodanig veel diepte en structuur dat je het gevoel hebt erdoor omarmd te worden. Rothko zei ooit dat een schilderij tot leven komt door gezelschap en het bestaat door de blik van de kijker. Het schilderij sterft zodra je wegkijkt. Dat is waarschijnlijk ook meteen de reden waarom Rothko vaak moeite had om z’n schilderijen te tonen aan het publiek.
Gestimuleerd door Rothko’s broeierige liefde voor z’n schilderijen, besloot ik er helemaal voor te gaan. Tot ik – of eigenlijk de beveiliging van het Stedelijk – besefte dat ik niet alleen mijn papier, maar ook de vloer aan het onderkliederen was. Ze gooiden me direct uit het museum. Het is het dichtst dat ik ooit kwam bij het tumultueuze kunstenaarschap: ik werd verstoten door de gevestigde orde, gedoemd om te leven in de marge. Mocht je me niet geloven, mijn rode Rothko-imitatie prijkt nog altijd op de vloer van het Stedelijk.
Denk je dat je dit ook kan? Kom hier dan binnenkort stage lopen! Solliciteren doe je hier.