Ken je dat gevoel dat je iets ongelofelijk schattigs in je handen houdt, en opeens een sterke aandrang voelt om zo hard te knijpen dat z’n schattige ribbetjes stuk voor stuk breken? Het is een gevoel dat meestal gepaard gaat met uitroepen als: “Ugh, hij is gewoon zó lief! Ik zou ‘m wel kunnen fijnknijpen!” En nee, dat betekent niet gelijk dat je een psychopaat of een dierenbeul bent (tenzij je het echt doet, natuurlijk). Het is een bekend psychologisch fenomeen dat “cute aggression” wordt genoemd.
Het fenomeen werd in 2012 voor het eerst uitgebreid beschreven door twee onderzoekers van Yale, Rebecca Dyer en Oriana Aragon. Ze deden een experiment waarbij ze stukken bubbeltjesplastic aan 109 deelnemers gaven, en hen een diavoorstelling lieten zien van schattige, grappige en neutraal uitziende dieren. De verwachting was dat deelnemers die een van de drie diavoorstellingen zagen een beetje aan het plastic zouden frunniken, en alleen bij de schattige plaatjes een paar bubbeltjes kapot zouden knijpen. Maar wat de onderzoekers merkten, was dat de mensen die schattige dieren voorgeschoteld kregen helemaal doordraaiden, en veel meer bubbels kapot knepen dat de andere twee groepen.
Videos by VICE
Om erachter te komen waarom dit zo is, sprak ik met Anna Brooks, hoogleraar in cognitieve neurowetenschap aan de Southern Cross University. Volgens Brooks komt dit gedrag voort uit “frustratie over een over-de-top-reactie waar we niet echt naar kunnen handelen.” En dat niet alleen, maar iedereen voelt die frustratie ook nog veel sterker wanneer ze het dier dat ze zien niet fysiek kunnen aanraken.
Hoe cute aggression precies werkt is nog niet helemaal duidelijk, maar Brooks zegt dat de meeste hypothesen ervan uitgaan dat het voortkomt uit een kortsluiting in de hersenen. “In de hersenen reguleert het mesocorticolimbisch systeem de reactie op schattigheid,” zegt ze. “Er komt dopamine vrij, en dat geeft je een goed gevoel. Maar interessant genoeg speelt dit proces ook een rol wanneer we toegeven aan agressieve neigingen. Het is mogelijk dat er sprake is van een kortsluiting van de reactie op schattigheid en agressie die gereguleerd wordt door de afgifte van dopamine.”
Ik vroeg Brooks waarom dit gebeurt, en het bleek dat er een evolutionaire verklaring voor is: het menselijk brein vreet energie, vooral wanneer we emotioneel zijn. En dat is waarom hersenen in staat moeten zijn om hun eigen emotionele responsen te reguleren. Zoals Brooks zegt: “De mogelijkheid om de sterkte van een emotionele respons te reguleren is zeer adaptief: het zorgt ervoor dat we niet te veel energie in dingen steken.”
Dat betekent dus dat terwijl wij smelten als een Calippo in het zonnetje wanneer we naar babyhondjes kijken op Facebook, we energie verbruiken die ons lichaam beter zou kunnen gebruiken voor iets productiefs. Dus proberen onze hersenen te compenseren. Ze leveren een golf van de tegenovergestelde emotie (woede of agressie) om de ervaring te dempen, en proberen zo eigenlijk tegen je te zeggen dat het tijd is om iets nuttigs te gaan doen. Brooks vergelijkt de ervaring met dat lichtelijk gestoorde gevoel dat je krijgt als je zo wanhopig verdrietig bent dat je hysterisch begint te lachen.
Dyer en Aragon (die van het oorspronkelijke onderzoek van Yale) refereerden naar deze mechanismes als dimorfische uitdrukkingen van positieve emotie, en kwamen na het onderzoek tot dezelfde conclusie. Zoals Dyer uitlegde in een interview met Live Science: “Het kan zijn dat hoe we dealen met hoog-positieve emoties is door er een soort negatieve draai aan te geven. Dat reguleert een beetje, houdt ons in balans, en maakt die energie vrij.”
Cute aggression is een universeel psychologisch fenomeen dat alle mensen in verschillende mate ervaren. De Filipijnse taal Tagalog heeft waarschijnlijk het meest treffende woord om het gevoel te beschrijven: “gigil” wat met je tanden knarsen en trillen als een situatie overweldigend wordt betekent.
Onze hersenen zullen ons altijd buitensporig blijven belonen als we naar schattige dingen kijken, omdat we uiteindelijk ontworpen zijn om baby’s te willen. Tuurlijk, puppy’s zijn niet precies hetzelfde als kinderen, maar ze hebben wel veel van dezelfde kenmerken. En dat is waarschijnlijk waarom ik soms zo graag een piepend, pluizig hondje zo stevig tussen m’n armen wil klemmen dat het stopt met ademen.