Sport

In gesprek met de Belgische ultrarunner die van Mexico naar Canada rende

Voor diegenen die de film Wild gezien hebben: ja, dat is dezelfde route waarop een zelfdestructieve Reese Witherspoon met gewichten in haar rugtas probeert af te kicken van heroïne. Het pad bedraagt 4.265 (of 4.279? Of 4.286? Niemand weet het zeker) kilometer en loopt van de Mexicaanse grens tot aan Canada, dwars door nationale parken en de wildernis van Californië, Oregon en Washington. Het pad krult langs zweterige woestijnen, mistige valleien en besneeuwde bergruggen.

Een normaal sportief mens doet er vier tot zes maanden over om de volledige route te lopen. Een abnormaal sportief mens zoals de Belgische Karel Sabbe (27) deed het afgelopen zomer in 52 dagen, 8 uur en 25 minuten. Het pad lijkt mij al best een pittige tocht, maar Sabbe heeft het hardgelopen. Elke dag rende hij een dubbele marathon om uiteindelijk het voormalige wereldrecord van 53 dagen met beblaarde voeten te vermorzelen.

Videos by VICE

Dit is hoe Sabbe eruit zag als hij PCT-hikers hardlopend inhaalde. Alle foto’s via Karel Sabbe.

Dat is een bizarre fysieke prestatie, maar hij is niet eens professioneel hardloper. Hij is een doodgewone tandarts en liep pas anderhalf jaar geleden zijn eerste marathon. Omdat hij niet voldoende tijd vrij kon nemen van werk om zijn droomtrail te wandelen, besloot hij het maximale aantal vakantiedagen op te nemen om er met de hulp van goeie vriend en fysiotherapeut Joren Biebuyck een waanzinnige ultrarun van te maken.

Omdat bij hardlopen de mentale uitdaging minstens even groot is als de fysieke, was ik benieuwd naar de details van Sabbes mentale strijd. Ik belde hem op en kreeg zowel Sabbe als reiskompaan Joren aan de lijn. Ze vertelden me over hardlopen met uitgevallen nagels, vechten tegen de tijd en elkaar kwijtraken in de wildernis.

Ha Karel en Joren, ik heb jullie Quest for the Crest- vlogs met veel plezier gevolgd. Maar leg eens uit, wanneer waren jullie nu eigenlijk samen en wanneer niet?
Karel: Ik rende elke dag in mijn eentje het PCT-trail terwijl Joren de auto met daarin al onze spullen – blikken eten, tent, slaapzakken, kleding, zeven paar loopschoenen (die nu allemaal in de vuilnisbak liggen) – naar een volgende bestemming bracht. We hadden via GPS uitgezocht waar er wegen liepen die het PCT-trail min of meer kruisten. Dat waren meestal afgelegen, onverharde wegen. Joren liep dan vanaf daar naar onze afgesproken plek.

In het begin, toen ik nog in de woestijn liep, zagen we elkaar een paar keer per dag en dan bracht hij me sportdrank, fruit en veel water. Het was zo heet dat ik redelijk snel door de vier liter water in mijn eigen rugtas ging. Later zagen we elkaar alleen ‘s ochtends en ‘s avonds omdat Joren niet bij me in de buurt kon komen. Ik vertrok, liep tachtig kilometer, en hij zorgde dat hij aan het eind van de dag klaarstond met een tent en eten. Soms moest hij eerst honderd of tweehonderd kilometer rijden en daarna een avond lang met een hele zware rugtas naar het afgesproken punt hiken.

Links Joren Biebuyck en rechts de inmiddels hevig bebaarde ultrarunner Karel Sabbe.

Dat klinkt als een goed plan, maar ging het nooit fout?
Karel: Jawel. Voor mij was het makkelijk; het PCT-pad is best duidelijk. Voor Joren was het ingewikkelder. De paden die hij moest bewandelen waren niet onderhouden. Soms bestonden ze helemaal niet meer. Dat was best een groot probleem want de GPS toonde soms paadjes die achteraf geen paadjes meer bleken te zijn. Vooral in het begin hebben we daardoor afspraken gemist.
Joren: Ik vind zulke avontuurlijke tochten natuurlijk tof, maar dit was een constante race tegen de tijd. Ik wou absoluut niet de reden zijn dat Karel niet kon doorrennen of dat hij die avond later zou moeten gaan slapen. Voldoende slaap is te belangrijk voor het herstel.
Karel: Joren probeerde zijn stress niet aan mij te laten zien. Pas achteraf vertelde hij me dat hij zich vaak enorm moest haasten en zelfs stukken had gerend om op tijd op te zijn.
Joren: Karel had al genoeg aan zijn hoofd. Ik wilde niet dat mijn stress hem zou afleiden.

Konden jullie dan niet met elkaar communiceren?
Karel: In het begin niet. We zijn redelijk snel satelliettelefoons gaan huren want als Joren niet op een checkpunt was, kon ik echt in paniek raken. Ik stond eens twee uren in de woestijn op hem te wachten, zonder water en zonder bereik op mijn telefoon. Dat zijn gevaarlijke situaties. Ik wist echt niet wat ik moest doen. Ik was bang om uit te drogen en maakte mezelf gek met vragen. Zou er iets met Joren gebeurd zijn? Omdat ik op zo’n strak schema zat, stresste ik ook over de tijd die ik verloor. Twee uren wachten betekende de rest van de dag harder lopen.
Joren: Een keer kwam ik een half uur te laat aan en Karel was er niet. Ik wist niet of hij doorgelopen was of onderweg gevallen was, iets gebroken had en water nodig had. Toen brak het angstzweet me uit. Ik was verantwoordelijk voor zijn leven. We hebben daarna afgesproken dat, totdat we de satelliettelefoons hadden, hij als hij een checkpunt verliet een grote ‘M’ op de grond zou tekenen. Die M stond voor ‘magisaur’, dat is zijn bijnaam: magic dinosaur. Als ik een M zag, wist ik dat hij verdergelopen was.

Waren dat de engste momenten van de trip, dat je elkaar niet kon vinden?
Karel: Ja, maar één avond sloeg alles. Ik was in de High Sierra waar Joren me moeilijk kon bereiken. Ik had geregeld dat ik op een ranch kon slapen, maar daar was ik veel later dan afgesproken aangekomen. Er was maar één iemand wakker en die liet me niet binnen. Hij stond erop dat ik het privéterrein zou verlaten, maar het was koud in het hooggebergte en ik had geen slaapzak of eten. Ik kon wel huilen. Ik ben voor zijn neus gaan zitten en weigerde weg te gaan. Zeker een half uur heb ik daar zo wanhopig gezeten, totdat hij uiteindelijk de manager ging wakker maken. Die liet me gelukkig binnen, maar in dat half uur heb ik een eeuwigheid aan angst doorstaan.
Joren: Ik ben niet snel bang, maar ik herinner me één avond waarop ik in het donker kamp had opgezet. Ik had geen vuurtje kunnen maken omdat ik dat die dag mijn vuur aan Karel had meegegeven. Ik zat bij de tent, klaar met het eten, wachtend op Karel, en twee paar ogen staarden me aan vanuit de bossen. Eerder had ik op het pad een bord gezien waarop stond: pas op agressieve dieren die op zoek zijn naar eten. Ik dacht dat ik oog in oog stond met twee beren, dus ik begon als een gek lawaai te maken. Het bleken achteraf gewoon nieuwsgierige herten te zijn.

Wat was mentaal het meest slopende moment?
Karel: Eigenlijk elke keer als ik ‘s avonds laat nog moest lopen. Het was al donker en ik stootte mijn tenen tegen alles dat ik tegenkwam. Achteraf hoorde ik van iemand dat je eigenlijk niet met een koplamp op je hoofd moet lopen in het donker omdat je dan de schaduw van de stenen niet kunt zien, en dus niet doorhebt hoe groot ze eigenlijk zijn. Mijn teennagels kwamen los en vielen geleidelijk aan uit. Ik had zoveel kleine blaartjes dat ik elke ochtend een kilometer moest wandelen voordat ik kon beginnen hardlopen. We ontsmetten mijn voeten en luchtten ze zoveel mogelijk, maar we kregen ze na een tijdje niet meer schoon. Het moment dat ik mijn schoenen aan moest doen was verschrikkelijk. De pijn was zo erg dat ik de laatste drie weken aan de lopende band Dafalgan en Ibuprofen nam.

Maar goed, dat is fysiek. Mentaal was het meest slopende dat ik op zulke nachten om tien uur bij het checkpunt zou aankomen om te eten en goed te slapen. Maar dan bleek dat ik nog een hele moeilijke beklimming moest doen. Dan werd het elf uur, middernacht, één uur. De ontgoocheling en wanhoop die je voelt als je denkt dat je mag stoppen, maar dan toch nog verder moet, dat is de hel.

Dat klinkt heel intens.
Karel: Eén keer moest ik een hele nacht doorlopen. Ik was om tien uur ‘s avonds tien kilometer van de plek waar we zouden slapen. Toen liet Joren me via de sateliettelefoon weten dat hij naar een andere plek moest rijden, 25 kilometer verderop. Ik had geen slaapzak of eten bij me dus ik moest wel verder. We spraken af dat hij in mijn richting zou komen wandelen. We kwamen elkaar pas om half zeven ‘s ochtends tegen, toen de zon al op was, op een plek waar we geen tent konden opzetten. We hebben daar onze matjes uitgerold en een uurtje geslapen. Om half acht ging de wekker weer en moest ik aan de volgende 80 kilometer beginnen.
Joren: Als ik denk aan die nacht, dan denk ik aan waggelen en hallucineren. Ik wist niet meer goed wat ik zag. Ik weet nog dat ik ging zitten voor wat ik dacht dat één minuut was, maar het bleek een klein kwartier geweest te zijn. Ik was in slaap gevallen. Op zo’n moment besef je wel dat je iets extreems aan het doen bent. Echt tof om dat mee te maken, om erin te slagen, en om jezelf zo te pushen.

Wat heeft je er doorheen gesleurd op momenten dat je dacht dat je echt niet verder kon?
Karel: Ons ochtendritueel. De wekker ging elke ochtend om zes uur en Joren sprong bij het eerste geluid de tent uit om koffie te maken. Ik bleef dan nog een kwartiertje liggen en kon opstaan met een warme kop koffie.

Interacties met wandelaars hielpen ook. Zij begrepen dat ik daar niet gewoon een dagje aan het hardlopen was – daar was het te afgelegen voor – en ze waren altijd enthousiast. Als ik na urenlang rennen een groepje hikers tegenkwam, wandelde ik even met hen mee en at ik wat. Iik stond overdag nooit stil omdat ik wist dat dat tijd was die ik ‘s nachts zou moeten inhalen. Een van de mooiste momenten van de trip was de dag nadat ik een hele nacht niet geslapen had. Drie hikers, Amerikanen van in de twintig, hebben met hun grote wandelrugtas drie kwartier lang met me meegerend om me te steunen. Dat was geweldig.

De drie Amerikanen die Karel hielpen

Joren: Het hielp ook dat het thuisfront met ons meeleefde. Soms voelde het echt alsof we in een cocon leefden en dan denk je soms: waarom doen we dit? Maar dan kregen we een stormvloed aan filmpjes van mensen thuis die bijvoorbeeld een berg opliepen en zeiden dat we hen inspireerden. Het is super om even te voelen dat je toch iets doet wat invloed kan hebben op het leven van andere mensen.

Het geluk ging in de kleine dingen zitten.
Karel: Ja. Bijvoorbeeld de keren waarop Joren genoeg tijd had gehad om een vuurtje te maken voordat ik aankwam. Het is zalig om de laatste meters te lopen met vlammen in zicht. Oh ja, en nog een geweldig gelukkig moment was toen mijn schoonvader op bezoek is gekomen. Toen hij er was renden hij en Joren afwisselend met me mee. Zij droegen dan mijn rugzak. Dat was super!
Joren: En variatie in eten was ook een serieuze opsteker voor Karel.
Karel: Als Joren als verrassing iets speciaals mee had om te eten, een goede pizza bijvoorbeeld, kon ik sterven van geluk. Ook al was de pizza koud.
Joren: Als ik naar dorpjes moest rijden, ging ik op zoek naar lekker eten: donuts, muffins, red velvet cake. Of burgers met avocado en spek, of drie lagen beef.

Is het niet belangrijk om tijdens zo’n ultrarun gezond te eten?
Karel: Ik had ooit op een marathon alleen gezond en eentonig eten mee, maar dat was mentaal moordend. Ik had toen geen zin in eten. Nu zat mijn rugtas vol met broodjes met jam, een zak snoep, chips of een stuk pizza dat over was; geen sportvoeding maar zoveel mogelijk variatie. Het was belangrijk dat ik iets zou eten waar ik zin in had en naar kon uitkijken.

Stopte je soms met rennen om een foto te nemen? Pacific Crest Trail schijnt waanzinnig mooi te zijn.
Karel: Zeker! Ik had geen camera mee omdat dat te zwaar was, maar wel mijn telefoon. Voor foto’s, maar ook om af en toe als ik in de verte een stadje zag liggen en dus misschien ontvangst had om een paar minuutjes te bellen met mijn vriendin.

Heb je tips voor andere fanatieke hardlopers die zo’n ultrarun willen ondernemen?
Karel: De belangrijkste planning die je moet doen is mentaal.
Joren: Bereid je vooraf gewoon voor op het allerslechtste. Wij hebben elkaar honderd keer gezegd: “het wordt enorm moeilijk, we gaan afzien.” Daardoor konden we dingen die verkeerd gingen telkens minimaliseren. Verloren slaapzak? Oké, ik kan een outdoorwinkel zoeken en een nieuwe halen. Toen ik die ene nacht begreep dat we niet zouden slapen, was het gesprek tussen mij en Karel ook heel kort en nuchter. “We moeten blijven lopen.” “Oké.” We hadden ons heel goed op zulke situaties voorbereid.

Bedankt, Karel en Joren!

Mis niets! Like VICE Sports Nederland voor je dagelijkse dosis ijzersterke sportverhalen.