Eten

Waarom ontwikkelen sommige mensen pas op latere leeftijd een voedselallergie?

hrana u teglama

In 2013 sloeg mijn hele spijsvertering op hol. Op sommige momenten voelde het uit het niets alsof mijn maag zichzelf aan het verteren was, waardoor ik urenlang in foetushouding lag te creperen op de badkamervloer. Soms verscheen er ineens netelroos op mijn armen of rond mijn mond. Andere keren voelde het alsof mijn keel werd dichtgeknepen – niet strak genoeg om ademhalingsproblemen te veroorzaken, maar wel om me de stuipen op het lijf te jagen. Ik was er helemaal klaar mee, dus zocht ik een dokter die me kon vertellen wat er aan de hand was.

Zo werd ik op een eliminatiedieet gezet, waarbij je stopt met het eten van de acht meest voorkomende voedselallergenen. Daarna was het tijd om te worden getest op voedselallergieën. Ik was nooit eerder ergens allergisch voor geweest (hoewel ik een intolerantie voor lactose heb), dus leek het me stug dat eten de boosdoener was.

Videos by VICE

Een paar weken later kreeg ik de uitslag van de test, en wat bleek: ik was allergisch voor soja. Sinds ik dat nieuws kreeg heb ik het vaak genoeg nog per ongeluk binnen gekregen, en de helse pijn die ik als gevolg hiervan ervoer was keer op meer bewijs genoeg dat de dokter gelijk had.

Maar ik heb mijn hele jeugd lang soja gegeten. Mijn moeder, die meestal voor ons kookte, is Chinees. Bijna iedere dag aten we dus wel iets met sojasaus, tofu, edamame (groene sojabonen) of tempeh. Soja was leven. Hoe kan het dan dat ik er nu ineens allergisch voor ben?

“Ik heb geen idee,” was het antwoord van mijn arts.

Voedselallergieën zijn een mysterieuze aandoening. Het enige wat we zeker weten, is dat ze steeds vaker voorkomen. De afgelopen tien jaar zijn ze met wel 20 procent toegenomen. Een onderzoek dat begin dit jaar in The Journal of the American Medical Association (JAMA) werd gepubliceerd, laat bovendien zien dat van de 40.443 ondervraagde Amerikanen ongeveer 10,8 procent een voedselallergie had. Bij bijna de helft van die mensen was een van hun allergieën pas na de puberteit verschenen. Een kwart van hen heeft, net als ik, in hun jeugd zelfs helemaal nooit een voedselallergie gehad.

“Daar stond ik behoorlijk van te kijken,” zegt Ruchi Gupta, hoofdauteur van het onderzoek en hoogleraar (kinder-)geneeskunde aan het Lurie Children’s Hospital in Chicago. “Je kunt hieruit afleiden dat minstens de helft van de volwassenen al voor de puberteit last had van hun allergie. Aan de andere kant heb je de groep die als volwassene last krijgt van nieuwe voedselallergieën.”

Dat laatste kan volgens Gupta verwarrende situaties opleveren voor patiënten. Je begint je af te vragen wat er met je lichaam aan de hand is, wat er veranderd is.

Cathryn Nagler, wetenschapper en hoogleraar aan de University of Chicago, zegt dat de snelheid waarmee voedselallergieën toenemen ervoor zorgt dat bepaalde oorzaken minder aannemelijk worden. “Wij denken dat de toename van allergieën niet genetisch kan zijn,” legt ze uit. “Genen veranderen niet zo snel. Het moet dus wel te maken hebben met onze leefomgeving.”

Ze vertelt me dat zij, net als vele anderen, denkt dat de toename van allergieën kan worden verklaard door omgevingsfactoren die ons microbioom (alle bacteriën die in ons lichaam leven) aantasten.

De twee belangrijkste factoren? “Overmatig gebruik van antibiotica en de afname van voedingsvezels in ons eten,” zegt Nagler. “Zelfs als je geen antibiotica gebruikt, krijg je ze alsnog binnen. Ze zitten meer in ons water en voedsel dan je zou denken. De afname van de hoeveelheid voedingsvezels die we in ons dieet binnenkrijgen is daarnaast iets wat al langere tijd wordt waargenomen. Dit heeft voor een groot deel te maken met het feit dat met name Amerikanen dol zijn op fastfood en ander bewerkt voedsel, waar amper vezels in zitten.”

Sommige bacteriën kunnen niet leven zonder vezels. Door de hoeveelheid vezels in onze voeding te verlagen, veranderen we dus ook de bacteriepopulaties in onze lichamen. Wanneer sommige bacteriën verhongeren, wordt de groei van anderen namelijk juist gestimuleerd. Door de een te doden en de ander sterker te maken, kunnen ook antibiotica ervoor zorgen dat de soorten en hoeveelheden bacteriën in ons microbioom veranderen.

In een ander onderzoek, dat in januari van dit jaar in Nature werd gepubliceerd, proberen Nagler en haar collega’s bloot te leggen wat precies het verband is tussen het microbioom en voedselallergieën. De onderzoekers plaatsten darmbacteriën van gezonde mensenbaby’s in gezonde muizen. Hieruit bleek dat deze muizen na het toedienen van de bacteriën beschermd waren tegen een allergische reactie op koemelk. Toen ze de muizen echter bacteriën toedienden van baby’s met een melkallergie, kregen de muizen ook een heftige anafylactische reactie op koemelk.

“Dit laat duidelijk zien dat de muizen die microbiotica ontvingen van gezonde baby’s volledig waren beschermd tegen een allergische reactie,” zegt Nagler.

De onderzoekers keken welke microben aanwezig waren in zowel de gezonde als de allergische muizen, en ontdekten dat een bepaalde bacteriesoort, Anaerostipes caccae, de muizen hielp beschermen tegen de allergische reactie.

Daarnaast werd de gen-expressie van de muizen vergeleken, om te zien welke genen meer of minder actief waren. Hier zagen ze duidelijke verschillen in het darmepitheel, oftewel de darmwand van de dikke en de dunne darm. Het volgende doel van de onderzoekers is om erachter te komen hoe Anaerostipes caccae in staat is de darmwand te veranderen en hoe dat onze immuunrespons beïnvloedt.

De resultaten van het nieuwe onderzoek komen overeen met het eerdere werk van Nagler en haar collega’s. In 2014 concludeerden ze namelijk al dat een bacteriesoort genaamd Clostridia bescherming zou kunnen bieden tegen notenallergieën. (Opvallend hieraan is dat Anaerostipes caccae onderdeel is van de Clostridia-soort.) Nagler legt me uit dat dit type bacteriën een verbinding genaamd butyraat produceert, wat een belangrijke voedingsstof is voor een gezond microbioom.

In 2015 werkte Nagler in Italië samen met Roberto Berni Canani van de Universiteit van Napels Federico II. Samen kwamen ze erachter dat er grote verschillen zijn in de darmbacteriën van baby’s met en zonder koemelkallergieën. Kinderen die dankzij een aangepast dieet tolerant werden voor koemelk, hadden een grotere hoeveelheid butyraat in hun ontlasting zitten. Dit zou erop wijzen dat butyraat een belangrijke rol kan spelen bij de bescherming tegen allergieën.

In juni 2016 richtte Nagler ClostraBio op, een bedrijf dat zich toelegt op het maken van een pil die een kunstmatige variant van butyraat in de darmen kan aanbrengen. Na hun veelbelovende resultaten met Anaerostipes caccae, zegt Nagler dat ze nu ook geïnteresseerd zijn in het afzonderlijk ontwikkelen van die bacteriën.

Dat is goed nieuws, aangezien er momenteel maar weinig dingen zijn die mensen met een voedselallergie kunnen doen om een allergische reactie te voorkomen. Het beste advies is vaak om het voedsel waar je allergisch voor bent te mijden als de pest. Vandaar dat ik het werk van restaurantpersoneel een hel maak en voedseletiketten lees alsof m’n leven ervan afhangt. Dat helpt, maar het is absoluut geen perfect systeem. Het gaat namelijk nog steeds vaak genoeg fout. Zoals laatst, toen een aardige vreemdeling me in het vliegtuig een dropje aanbood tegen mijn kriebelhoestje. Helaas voor mij zat er soja in het dropje. Hoewel het geen prettige ervaring was, had ik geluk dat mijn allergie niet levensbedreigend is. Een vijftienjarig meisje had vorig jaar minder geluk, toen ze in een vliegtuig overleed nadat ze een baguette met sesamzaad erin at.

Voor mensen met dodelijke allergieën is het letterlijk van levensbelang dat er zo snel mogelijk een oplossing wordt gevonden. Sommigen proberen orale immunotherapie, waarbij je aan kleine hoeveelheden van een bepaald soort voedsel wordt blootgesteld, net zo lang tot je er niet meer allergisch op reageert. In 2018 verscheen er een artikel in Science Magazine waarin werd vermeld dat er wereldwijd al meer dan 3000 mensen deelnemen aan pinda-immunotherapie. Wegens het succes zou de techniek inmiddels zelfs worden uitgebreid met andere voedingsmiddelen, zoals eieren, melk en noten. “Immunotherapie is een belangrijke ontwikkeling voor patiënten die decennialang niets anders konden doen dan bepaalde producten vermijden,” werd er in het artikel geschreven.

De behandeling verloopt echter lang niet altijd foutloos, doordat mensen worden blootgesteld aan dingen waar ze vaak extreem allergisch voor zijn. Zo overleed er in 2017 een driejarig jongetje in Alabama tijdens de behandeling en zijn er nog meer gevallen bekend waarin de toegediende dosis uiteindelijk toch fataal bleek te zijn.

Zelf zou ik liever een pil nemen die m’n microbioom op orde brengt dan een kleine hoeveelheid soja waardoor ik misschien weer ineengedoken op de badkamervloer eindig. Maar volgens Nagler zijn behandelingen gericht op ons microbioom vooral iets dat in combinatie met immunotherapie gebruikt zal worden. Volgens haar is er namelijk zowel desensibilisatie (oftewel het ongevoelig worden voor een stof) als een door bacteriën gecreëerde bescherming nodig om tolerantie op te kunnen bouwen voor een bepaalde voedingsstof. Je zou de twee behandelingen dus kunnen zien als puzzelstukjes die op elkaar aansluiten.

“Als je probeert ergens ongevoelig voor te worden zonder de onderliggende reactie van beschermende bacteriën aan te pakken, heb je nog steeds een probleem,” legt Nagler uit.

“De toename van het aantal voedselallergieën is een kwestie die waarschijnlijk met meerdere factoren te maken heeft,” zegt Ahmad Hamad, een allergoloog en immunoloog aan de University of North Carolina. Hamad was zelf niet betrokken bij het werk van Nagler, maar zegt hier wel over dat “microbiotica inderdaad een rol [lijken] te spelen bij het opwekken van gevoeligheid danwel tolerantie voor voedselantigenen, zoals dr. Nagler op prachtige wijze laat zien in haar onderzoek.”

Hamad vertelt me over een ander gerandomiseerd onderzoek waarin probiotica werden toegevoegd aan het voedsel van kinderen die deelnamen aan orale immunotherapie voor hun pinda-allergie. Hieruit bleek dat de lichamen van de kinderen dankzij de probiotica niet langer op het allergeen reageerden, wat laat zien hoe goed de twee behandelingen samen kunnen gaan.

Wanneer ik mensen vertel dat ik allergisch ben voor soja, vragen ze vaak of het komt doordat ik te veel soja heb gegeten. Het komt ook weleens voor dat ik in restaurants niet serieus wordt genomen, omdat er mensen zijn die soja om andere ‘gezondheidsredenen’ vermijden.

Gupta vertelt me dat er één specifieke statistiek was die overgenomen werd door de media toen ze haar onderzoek publiceerde, namelijk het feit dat 1 op de 10 mensen een voedselallergie heeft, maar bijna het dubbele aantal mensen denkt dat ze een voedselallergie hebben. Hun symptomen komen echter niet overeen met die van een echte allergie.

Presentator Trevor Noah reageerde hierop in het televisieprogramma The Daily Show, door te zeggen: “Allergieën – ze beïnvloeden het leven van veel zeikende Amerikanen. Maar volgens een nieuw onderzoek is de meest voorkomende aandoening eigenlijk hypochondrie.”

Waarschijnlijk is het echter geen hypochondrie waar deze mensen last van hebben, maar een andere reactie – namelijk een soort intolerantie. Allergieën zijn reacties vanuit het immuunsysteem, terwijl intoleranties een voorspelbare negatieve reactie op bepaald voedsel zijn, die niet worden veroorzaakt door het immuunsysteem. Volgens Gupta beelden we ons toleranties niet in. Zo zorgt lactose-intolerantie bijvoorbeeld voor een echte lichamelijke reactie op zuivel, maar wordt die reactie niet door het immuunsysteem veroorzaakt. In plaats daarvan heeft het te maken met een gebrek aan een bepaald enzym. Beide aandoeningen zouden wat Gupta betreft serieus genomen moeten worden. De cijfers in haar onderzoek over mensen zonder echte allergieën waren dan ook niet bedoeld om ze belachelijk te maken, maar om te laten zien hoeveel mensen soms negatieve bijwerkingen ervaren na het eten.

Is het irritant dat mensen ineens massaal een hekel hebben aan gluten? Ja, absoluut. Maar dat praat de groeiende vijandigheid tegenover mensen met specifieke voedingsbehoeften niet goed.

Wanneer mensen me vragen of ik allergisch ben voor soja omdat ik het te vaak heb gegeten, voelt het alsof het mijn eigen schuld is. Gupta vertelt me dat uit onderzoeken naar voedselallergieën wereldwijd blijkt dat mensen vaker allergisch zijn voor de dingen die ze het meest eten. De meest voorkomende allergenen verschillen daardoor per land. In Europa komt een allergie voor hazelnoten bijvoorbeeld veel voor, terwijl dit in Amerika niet zo is. Desondanks is er geen definitief bewijs dat ergens veel van eten uiteindelijk tot een allergie zou kunnen leiden.

Blootstelling aan allergenen zou daarentegen juist een beschermende functie kunnen hebben (dat is immers ook het hele idee achter orale immunotherapie). Dit bleek onder meer uit het LEAP-onderzoek. LEAP, kort voor ‘Learning Early About Peanut allergy,’ heeft als doel om erachter te komen hoe pinda-allergieën voorkomen kunnen worden. Voor LEAP werden 640 kinderen met een hoog risico op pinda-allergie onderzocht. Hieruit bleek dat de kinderen die al op jonge leeftijd pinda’s aten uiteindelijk geen allergie ontwikkelden. Dit suggereert dat “eerdere adviezen, om allergene voedingsstoffen pas op latere leeftijd aan de voeding van peuters toe te voegen, mogelijk hebben bijgedragen aan de toename van voedselallergieën,” aldus Hamad.

Op het moment is er dus geen enkel bewijs dat het te veel eten van bepaalde voedingsstoffen een allergie zou kunnen veroorzaken. Als je ergens allergisch voor bent, is dat waarschijnlijk niet je eigen schuld. Volgens Nagler kan ik er dan ook niks aan doen dat ik niet tegen soja kan.

“Je zou denken dat het door je omgeving komt, toch?” zegt ze. “Je genen zijn immers niet veranderd. Als je me vraagt hoe ik het zou verklaren, zou ik zeggen dat er iets is gebeurd in de samenstelling van je microbioom, waardoor je lichaam gevoelig is geworden voor soja. Dat zou bijvoorbeeld een defect in de barrièrefunctie kunnen zijn, of een tekort aan gezonde bacteriën.”

Bij volwassenen is het vaak onduidelijk hoe lang ze last blijven houden van hun allergieën. Sommige kinderen groeien er overheen wanneer ze ouder worden. Maar als ik ouder word, wat gebeurt er dan? “Dat is een goede vraag die zeker bestudeerd moet worden als we verder willen komen,” antwoordt Gupta. “Volgens mij volgen we momenteel geen grote groepen volwassenen, maar dat is wel wat we nodig zouden hebben om hier een antwoord op te vinden.”

Het duurt waarschijnlijk nog wel even voor dit antwoord wordt gevonden. Voor nu kunnen mensen zoals ik in ieder geval orale immunotherapie uitproberen, of gewoon wachten tot er potentiële microbioommedicijnen op de markt verschijnen. Maar tot het zover is, kan ik je alleen maar aanraden om aardig te zijn tegen mensen met een voedselallergie. Dan blijf ik in de tussentijd nog even vol afgunst kijken naar iedereen die wel zonder problemen hun miso-soep kan opslurpen.

Volg ons op Facebook voor meer gezondheidsverhalen en advies voor onvolmaakte mensen.