Kaye Coppoolse (27) droomde er vroeger van om te scoren in stadion De Vijverberg, maar tegenwoordig zit hij elke dag met een naald in zijn hand. Samen met zijn broertje runt hij in het Gelderse dorpje Drempt zijn eigen tattooshop, genaamd Inkbrothers. De zaak loopt lekker, want de komende tijd zitten ze compleet volgeboekt.
Zelf zit Kaye ook van boven tot beneden onder de tatoeages. De meeste hebben een bijzondere betekenis. Zo verloor hij als puber zijn vader, die nu groot op zijn buik staat geportretteerd. De dood van zijn vader zorgde ervoor dat hij op het verkeerde pad terechtkwam en veel woede in zich had.
Videos by VICE
De aanvaller werd na een handjevol wedstrijden in het eerste weggestuurd bij De Graafschap en belandde via Veendam bij de amateurs. Hij was veel in de kroeg en het casino te vinden, en bouwde torenhoge schulden op. Dit is het verhaal van Kaye Coppoolse.
“Mijn broertje, die net als ik een tattoo in zijn nek heeft, liep hier afgelopen zomer een keer buiten op straat. Hij werd aangesproken door een vrouw, die hem vroeg ‘wat hij toch met zichzelf gedaan’ had. Omdat het vergeleken met mij nog best meevalt hoeveel tatoeages mijn broertje heeft, vroeg hij of ik ook even naar buiten kon gaan. Ik trok mijn shirt uit en ging recht voor die mevrouw staan. Ze viel bijna achterover. ‘Kind, het is duivels wat je hebt.’
Mijn eerste tatoeage liet ik zetten op een zolderkamertje in Apeldoorn. Het was echt een ruimte van vijf bij vijf en er werd binnen gerookt. Ik was veertien, en kreeg het commandonummer van mijn vader op mijn arm. Hij was een paar maanden daarvoor in de nacht plotseling aan een hartaanval overleden. Mijn vader was een echte sportman, rookte nooit en dronk amper. Het was een gigantische klap.”
“De beruchte nacht kan ik me nog goed herinneren. Mijn broertje dacht eerst dat hij een soort slang hoorde. Mijn vader maakte een sissend geluid, en ik ging ervan uit dat hij gewoon aan het dromen was. ‘Bel de ambulance,’ riep mijn moeder toen ineens. Ik deed dat en we probeerden mijn vader op zijn zij te leggen. De ambulance kwam helaas pas na een half uur, we woonden namelijk ergens achteraf in het dorpje Kilde. Het ambulancepersoneel kwam toen met met het verschrikkelijke bericht: ‘Het is klaar.’
Door die pijn van het verlies van mijn vader, verlangde ik terug naar het gevoel dat ik kreeg na mijn eerste tatoeage. Ik vond het lekker om getatoeëerd te worden, en wilde gewoon weer even die pijn voelen. Dus liet ik mezelf helemaal vol tatoeëren. Achteraf gezien was dat ook gewoon uit onzekerheid. Dat geldt denk ik wel voor de meeste mensen die vol met tatoeages zitten, of ontzettend breed zijn door de anabolen. Waarom zou je dat anders doen? Ik wilde vooral wat uitstralen en stoer overkomen naar de buitenwereld. Mensen laten zien dat er met mij niet te fokken viel. Later begon ik het pas écht mooi te vinden.”
“Na het overlijden van mijn vader heb ik zes jaar onbegrip en woede gevoeld. Ik belandde op het verkeerde pad. In het veld pakte ik ineens allemaal gele en rode kaarten, terwijl dat daarvoor nooit in mijn spel heeft gezeten. Ik begon op een gegeven moment ook te stappen, te roken en te drinken. Dan ging ik een avond voor de wedstrijd de stad in, en dacht ik: ach, netjes op tijd naar huis. Dan werd het natuurlijk alsnog vier uur ‘s nachts, ondanks dat ik de volgende ochtend om acht uur weer op de club moest zijn.
Als ik er nu over nadenk, heb ik ook geen idee wat me bezielde. Ik had een auto van de club en ging dan vaak met de handrem door de bocht. Het domste wat ik in die tijd gedaan heb, was tijdens een ruzie met een automobilist. Bij een stoplicht zat hij me vanuit zijn auto te filmen. Ik zette mijn auto stil en stapte uit. Hij had zijn deur op slot gedaan en bleef me maar filmen. Toen hij wilde wegrijden, trapte ik een deuk in zijn auto. Hoe dom kon ik zijn? Zoiets doen, terwijl iemand me aan het filmen was. Voor trainer Andries Ulderink was de maat toen vol, dus hij trapte me uit de selectie van De Graafschap.
Zo’n woede-uitbarsting kwam wel vaker voor rond mijn twintigste. Ik huilde en praatte in die tijd eigenlijk nooit, maar kropte het op. En soms barstte dan de bom. Een keer kreeg ik bijvoorbeeld ruzie met mijn broertje en sloeg ik alles kort en klein bij ons thuis. We woonden wat afgelegen, maar ik denk dat ze mijn schreeuw in Doetinchem nog gehoord hebben. Er sneuvelden in die tijd flink wat ruiten, potten en lampen. Na die schreeuw voelde ik voor het eerst opluchting.”
“Nadat ik bij De Graafschap naar het tweede werd gestuurd, maakte ik in de winter de overstap naar Veendam. Dat had al weinig meer met topsport te maken. Voor en na de wedstrijd rookte een groot deel van de selectie namelijk gewoon. Na een half jaar ging de club failliet en belandde ik bij de amateurs.
Toen ik stopte met profvoetbal, bouwde ik enorme schulden op. Eigenlijk moest mijn vriendin me in die tijd gewoon onderhouden. Ik had een goede erfenis van mijn opa, maar die heb ik er echt in een half jaar doorheen gejaagd. Ik ging nog meer stappen, aan de partydrugs en was veel in het casino te vinden. Bijna ieder weekend zette ik vijfhonderd tot duizend euro in, dan gaat het hard. Winnen deed ik bijna nooit.”
“In de tussentijd was ik ook zelf veel met tatoeëren bezig geweest, en had ik het mezelf aangeleerd. Ik deed het weleens bij mezelf of bij vrienden. Op een gegeven moment ging ik ook met mijn koffertje bij mensen thuis langs om ze te tatoeëren. Via een uitzendbureau kwam ik ook aan allemaal andere baantjes, zoals auto’s wassen en dozen vullen in een fabriek. Ik ben ook nog koerier geweest, maar dat hield ik maar een maandje vol. In zo’n busje kreeg ik een keer het besef dat het tijd was voor verandering. Ik belde huilend mijn vriendin op en zei dat ik het echt niet meer trok. Van een profvoetballer bij De Graafschap was ik ineens een pakketjesbezorger. Ik heb respect voor de mensen die zo’n baan hebben, maar wilde het niet de rest van mijn leven blijven doen.
Gelukkig liep het tatoeëren bij mensen aan huis steeds beter. Ik deed mee aan het tv-programma Het Wilde Oosten, waardoor ik meer bekendheid kreeg als tatoeëerder. Mensen dachten door dat programma dat ik echt al heel goed was, terwijl ik pas net was begonnen. Het was eigenlijk nog niet best, maar soms moet je ook een beetje bluffen in het leven.”
“Mijn broertje en ik kregen op een gegeven moment het idee om samen een zaak te beginnen. De beste vriend van mijn vader zei toen gelijk dat hij ons financieel wilde ondersteunen. Om nog wat extra centen bij elkaar te krijgen verkocht ik ook mijn auto. Nu loopt de zaak lekker. Mijn broertje is een jaar volgeboekt en ik ben ook de komende zeven maanden bezet. Ik ben trots dat we dit in drie jaar hebben opgebouwd. Zeker omdat ik daarvoor niet eens geld had om voor twintig euro te tanken.
De onrust en woede van vroeger ligt inmiddels ver achter me. Ik heb alles een plaatsje kunnen geven. Alle hobbels onderweg hebben me gebracht waar ik nu ben. Ik ben spiritueel geworden en mediteer iedere ochtend. Dan ben ik dankbaar voor mijn vrienden, familie, mijn zaak en leven. Van de opbrengsten van mijn werk heb ik nu ook weer een mooie auto gekocht, waar ik iedere ochtend met een grote glimlach instap.
Het voetbal mis ik eigenlijk totaal niet, alleen de humor in de kleedkamer. Ik heb al twee jaar geen bal meer aangeraakt. Straks krijg ik weer een blessure en kan ik een tijdje niet tatoeëren. Toen ik afdaalde naar de amateurs kon het voetbal me eigenlijk al gestolen worden. Nu doe ik iets waar echt mijn passie ligt. Mijn eigen lichaam is inmiddels bijna helemaal vol, behalve één been. Die houd ik bewust vrij voor als ik kinderen krijg, of er iets anders groots in mijn leven gebeurt. Je weet maar nooit.”
Dit is een interview uit de serie Het Nieuwe Leven, waarin gestopte profvoetballers vertellen over hun nieuwe carrières. Zie hier alle verhalen uit deze serie.