Eten

We keuvelden met de barvrouwen van Ruk & Pluk, het markantste café van Amsterdam

Welkom bij Last Call, een rubriek waarin we bij doorgewinterde barmannen en -vrouwen aan de bar hangen om wat van hun levenswijsheid op te doen. Van hoe je over een gebroken hart heen komt tot welke drankjes je niet moet bestellen als je niet uitgelachen wil worden.

Het is weleens – ach, wie houd ik voor de gek: best vaak – voorgekomen dat ik na middernacht met een verlopen alcoholkop tegen m’n nieuwe allerbeste vriend van de avond schreeuw: “Kom op maat, we drinken er nog eentje in de Ruk & Pluk.”

Videos by VICE

Dat is niet voor niets. Het iconische café in Amsterdam-Oost met de honderden led-lampjes aan het plafond zit rond die tijd altijd vol met gelukszoekers, drankorgels, stamgasten en branieschoppers – en aan het roer van die bonte verzameling drinkebroers staan Marijke Wijbrandt (69) en Janny de Braij (70), twee vriendinnen die al zowat hun hele leven in de horeca werken. Als je helemaal in de rats zit, hebben ze een doos tissues onder de bar klaarstaan, een muur van het café is ingericht als eerbetoon aan de doden en aan het plafond hangen onder andere een mensaap en een gigantische opblaasbare pik. Elke keer ben ik weer verbluft als ik het café binnenstap en iedere keer ga ik weer voldaan weg. Kortom: het is er zalig.

Ik wilde meer weten over het kroegleven, de ratjetoe die hun inrichting is en de lessen die ze in de loop der jaren hebben geleerd, dus sprak ik met Marijke en Janny af.

Het café bij daglicht

Even voor twee uur ’s middags morrel ik met de deur, die op slot blijkt te zitten. Gelukkig zie ik Marijke in het café opdoemen en weet ik haar aandacht te trekken, waarna ze de deur voor me opendoet. “Hé mop, ik was in de kelder, sorry, nu weet ik het weer, ik onthoud ook niet alles,” zegt ze over onze afspraak.

Als even later Janny ook binnenkomt (die was de afspraak ook vergeten), beginnen we te keuvelen. Ik vraag hoe de dames zijn begonnen, waarop Marijke lachend zegt: “Met hangen en wurgen.”

“Als we een vaste klant een dag niet zien, dan gaan we ‘m bellen, want zo’n man woont alleen.”

Janny werkt al sinds 1986 in het café, toen het nog Centraal heette. Vanaf ‘88 namen twee mannen het over, Hans en Pierre, die voor de huidige naam hebben gezorgd. “Pierre en Hans kregen sperziebonenplanten van hun buren op de camping in Voorthuizen,” wordt me verteld. “Op een gegeven moment komen daar sperziebonen aan – en die moet je oogsten. Pierre, een Limburger, rukte ze eraf en Hans, een Hagenees, plukte ze. Dus de ene was een rukkertje en de ander was een plukkertje. Dat is blijven hangen.”

Janny werkte met de mannen totdat ze allebei binnen een tijdsbestek van een jaar overleden. Over hun dood zegt ze: “Veel te vroeg overleden, maar goed, ze hebben dubbel geleefd.” Haar toenmalige collega’s dachten dat het gebeurd was met het café en trokken elke dag de gokkasten leeg, dus na een tumultueuze periode vroeg Janny aan Marijke of ze haar compagnon wilde worden, om de zaak weer onder controle te krijgen. Marijke dacht erover na – “Je wordt gek van die blauwe brieven” – maar besloot het uiteindelijk wel te doen.

In de eerste instantie zouden ze het maar een jaartje doen, maar Marijke vertelt dat ze het nu al meer dan twaalf jaar volhouden. Ze willen de exacte datum van hun verjaardag niet delen, “want voor je het weet komt iedereen je dan leegdrinken.”

Het feestelijke plafond

Dat Marijke en Janny er geen zin in hebben dat iedereen zich op hun kosten komt bedrinken, wil overigens niet zeggen dat ze niet begaan zijn met hun gasten. “Als we een vaste klant een dag niet zien, dan gaan we ‘m bellen, want zo’n man woont alleen,” vertelt Janny. “En als ik zie dat een van onze oudere gasten alleen aan een tafeltje zit, zeg ik tegen de jongelui aan de bar: ‘Schuif even door, dan kan hij hier lekker zitten.’ Op een gegeven moment wordt-ie er dan toch bij betrokken. Dat is ook precies de bedoeling: jong en oud moeten hier kunnen samengaan. Ik kom weleens een tent binnen en dan denk ik: wat moet ik hier?”

“We zijn sociaal werkers,” vult Marijke aan. Ik vraag hen hoe ze ermee omgaan als ze iemand aan de bar hebben die chagrijnig is of liefdesverdriet heeft. “Dat hoor je aan, hè?” zegt Janny. “En je probeert iemand op te monteren: ‘Kom op jongen, komaan meissie. Alles slijt.’” Marijke draait zich naar me toe en zegt: “Luister, dat maakt iedereen mee. Dat hebben wij ook meegemaakt, maar je groeit eroverheen. Dat kan een jaartje duren, maar je komt er overheen. Als ze een slok op hebben, gaan ze meestal huilen. Dan geef ik ze een zakdoekje, die liggen hier onder de toonbank. En ik zeg altijd maar zo: er zijn meer vrouwen dan kerken.”

Ik kijk eens even goed rond in het café. Vooral het plafond is indrukwekkend: slingers, poppen, maskers, pikken, een aap en natuurlijk de vele lampjes. “We hebben nu led-lampjes,” zegt Janny. “Die dingen van vroeger scheien er veel sneller mee uit. Stond je weer op een ladder – god dat is een hoogte hoor – en we krimpen natuurlijk steeds kleiner.” De beide vrouwen kunnen niet kiezen wat ze nu zelf het leukste vinden aan de inrichting. Alles hangt precies goed en hoort er gewoon. “Neem nou die oude lul,” zegt Marijke. “Die was groot, nog groter dan Pierre, maar hij is helemaal gekrompen. Hij is al geplakt en zit vol purschuim, maar het is onze oude lul. We halen hem ook weleens naar beneden, want de meiden die hier komen willen allemaal op de foto met ‘m.”

Helaas heeft het ook nadelen dat de inrichting zo geliefd is onder het publiek: er wordt veel gejat. “We hadden een clown van anderhalve meter lang, die aan het plafond hing,” zegt Janny. “Ik was een avond druk bezig en toen was-ie ineens weg. Dan denk ik: wat moet je met zo’n vies ding, want hij was helemaal bruin van de rook. Er werd vroeger echt heel veel gerookt hier. Nou heb ik er geen last meer van, want nu hoef ik de gordijnen niet meer iedere maand te wassen. Of een gejat tafelkleed: dat staat natuurlijk stijf van het bier. Sommigen komen alles de dag erna wel weer terugbrengen, en dan verontschuldigen ze zich dat ze het in hun dronkenschap hadden gedaan.”

Janny vertelt dat ze zelf ook nog af en toe een avondje doorzakt: “Niet heel regelmatig meer, maar het gebeurt weleens. Ook als ik heel erg moe ben.” Marijke reageert:Maar dat komt omdat je dan geen zin hebt om naar huis te gaan. Dan ben je te moe om naar huis te gaan.” Marijke drinkt zelf nauwelijks – “Weet je wat het is: ik wil m’n rijbewijs niet kwijt. Dus dan kun je óf een klein beetje drinken óf helemaal niet. Dus ik drink helemaal niet” – maar op vakantie drinkt ze wel een wijntje. En afgelopen vakantie heeft ze zelfs twéé wijntjes gedronken. “Dat heb ik met flessen,” zegt Janny. “Als ik uit eten ga, ik zeg het maar eerlijk, dan neem ik een fles wijn. Dat vind ik gewoon gezellig.”

In hun café wordt naast wijn overwegend bier gedronken, en “af en toen een jenevertje met een colaatje tussendoor, of shotjes gin of tequila,” vertelt Marijke. Verder is de formule simpel: “Pinda’s, chippies, een potje lollies op de bar en af en toe gaan we met een schaal bitterballen rond.” Vrijdag is een speciale dag: dan wordt er haring gehaald bij de visboer. “Dat is altijd zo geweest en dat hebben we doorgezet,” zegt Marijke.

De deuren van het toilet

Op dat moment valt er een brief door de brievenbus. Marijke schrikt op: “Blauwe brief?” Gelukkig is het geen blauwe brief. “Gek word je ervan,” zegt Janny. “M’n kleindochter wil de horeca in, een club beginnen of weet ik veel. Ik zeg tegen haar: ‘Nou, doe het niet in Nederland. Zoveel wetten en regels.’”

Tot slot vraag ik aan hen wat hun mooiste herinnering is aan hun tijd in Ruk & Pluk, maar een specifiek moment kunnen ze niet kiezen. “We hebben huwelijken gehad, scheidingen gehad, geboortes gehad,” vertelt Janny. “Weet je, iedere klant is bijzonder – en dat is ook het leukste,” zegt Marijke. “Je maakt alles mee, zowel leuke dingen als nare. Laatst kwam er nog iemand gedag zeggen. Hij krijgt een hele nare operatie en hij heeft afscheid genomen, want hij denkt dat hij het niet redt. Dan word je wel even stil en denk je: waarom maken wij ons zo druk? En dan leer je dat wel af.”

De dodenmuur, een eerbetoon aan overleden gasten

“Maar je maakt natuurlijk ook trouwerijen en feestjes mee,” gaat ze verder. “En verjaardagen: dertig jaar, veertig, achttien. Maar dan zitten er natuurlijk buiten op ‘t terras ook zeventienjarigen bij – daar heb je geen erg in. Een keer merkte ik het en zei ik tegen een jongen: ‘Schattebout, luister, ik zeg nu niks, maar de volgende keer kom je binnen als je achttien bent.’ Ik ga zo’n verjaardag niet verpesten, maar als ik controle krijg, dan hang ik. Ik begrijp het ook wel, maar bij Ruk kan niet alles. Een tijd later kwam hij terug en zei hij: ‘Ik ben nu achttien.’ Ik zei: ‘Dan mag je drinken.’ Het gaat erom dat je wel een mens moet blijven.”

Ik zeg tegen de vrouwen dat ik denk dat dat de kracht van Ruk & Pluk is – en de reden dat het zo populair is. Marijke beaamt dat: “We zijn heel meegaand met de mensen.” Janny haakt aan en zegt: “We zijn ook alweer zo lang open. Er verandert hier in de buurt zoveel, maar dit is nog steeds het oude. Als wij hier uit gaan, dan is het over.”

Laten we hopen dat het nog lang niet zover is.

Volg MUNCHIES op Facebook en Instagram.