In 1799 is het onrustig in het oosten van wat dan de Bataafse Republiek heet. Er gaan geruchten dat een immens leger Engelsen en Russen zullen binnenvallen om de verdreven familie van Oranje weer aan de macht te helpen. In het dorpje Lichtenvoorde maken oranjegezinde dorpsbewoners ruzie met hun patriottische buren, en wordt er hier en daar zelfs al gevochten. “Heb je het gehoord!” roept iemand met een van paniek overslaande stem, “ze hebben een dronken patriot doodgestoken in de herberg!”
Op datzelfde moment komt er met knarsende wielen een potsierlijke oranje koets tot stilstand. Met een ruk gaan de gordijntjes open, en een lange vrouw met een opgewonden gezicht springt tevoorschijn. “Mooi zo!” roept ze, “Weer eentje dood! Alle patriotten moeten kapot!” Ze gooit haar hoofd achterover en begint angstaanjagend hard te lachen.
Videos by VICE
Gevleesde duivel
Die vrouw was Freule Judith Johanna Magdalena Catharina van Dorth, de beruchtste oranjesupporter die ooit geleefd heeft. Haar leven was als een verwarde koortsdroom van Game of Thrones-schrijver George R.R. Martin die in slaap gevallen is na het drinken van een liter oranjebitter: een aaneenschakeling van bizarre geweldsuitspattingen, perverse loyaliteit, overspannen familiebanden en ongepaste seks. Judith werd geboren als de oudste dochter in een verarmd adellijk gezin, in Huis ’t Velde bij Warnsveld. Haar vader stond daar bekend als ‘de gevleesde duivel’, omdat hij zijn onderdanen afperste en voor zijn plezier vanuit de hoge ramen van zijn landhuis op nietsvermoedende voorbijgangers schoot. Haar moeder had naar verluid zulke driftbuien dat ze de slaapkamerdeuren van haar kinderen te lijf ging met een bijl.
Een reprochabele levenswijze
Judith kon het niet zo goed vinden met haar ouders, zeker met haar moeder niet. Op haar negentiende kreeg ze een stiekeme relatie met advocaat Engelbert Crookceus. Hij kwam als huisvriend graag op bezoek bij de Van Dorths, en sloop als de zon onder ging naar Judith’s slaapkamer. Toen haar ouders daar lucht van kregen, werden ze nog woester dan ze al waren. De waarde van een dochter werd vooral bepaald door haar uithuwelijkspotentie, en die had Judith flink omlaag gebracht met haar nachtelijke escapades.
Judith mocht als straf het huis niet meer uit. Samen met Engelbert beraamde ze het plan om tafelzilver achterover te drukken en naar Duitsland te vluchten, maar een loslippige dienstmeid bedierf de boel. Judith werd naar een soort particuliere vrouwengevangenis in Delft gestuurd en onterfd vanwege een ‘verkwistende en reprochabele levenswijze’.
Na haar moeders dood keerde Judith weer terug naar Huis ’t Velde, maar dat betekende niet dat de onrust voorbij was. De Van Dorths leefden in permanente geldnood en stonden bekend als een luidruchtige en onaangepaste familie. Er gingen geruchten over Judith en haar jongere broer Gerrit, die niet alleen heftige ruzies met elkaar zouden hebben, maar ook seks.
In 1793 kwamen de Fransen, gesteund door Nederlandse patriotten, het land binnenvallen, en dat was slecht nieuws voor de Nederlandse adel. Gerrit en zijn vader verloren hun lucratieve baantjes, en de schulden van de familie liepen snel op. Schuldeisers probeerden beslag te leggen op het Huis ’t Velde, en dat lukte ze uiteindelijk ook, ondanks Judiths felle verzet (“Goddomy, gij komt er niet op” riep ze vanachter de ophaalbrug naar iedereen die te dichtbij kwam).
Gerrit vluchtte naar Duitsland, maar Judith werd vastgezet in het stadhuis van Zutphen, omdat ze boeken en andere spullen probeerde mee te nemen vanuit haar in beslag genomen landhuis. Ze bleef niet lang gevangen, want dit keer trof ze een betrouwbaarder dienstmeisje, die haar helpt ontsnappen. Ze zocht haar broer op in Duitsland, maar keerde toch al snel terug naar Nederland en vestigde zich in Harreveld.

Doodstraf
In september 1799 lijkt het er even op dat er Oranjegezinde troepen onderweg zijn naar Nederland. Judith wacht niet af, en trekt er meteen met een oranje versierde koets op uit. Ze deelt oranje strikken uit en spoort de lokale bewoners aan om vrijheidsbomen (die opgericht zijn om de Fransen te vieren) neer te halen. Ze hoopte Oranjetroepen aan te treffen in Groenlo, maar toen daar niets gebeurde reed ze teleurgesteld weer terug naar het dorpje Lichtenvoorde. Daar was net een bekende patriot neergestoken, en Judith liet luid en duidelijk merken dat ze daarmee in haar nopjes was. Iedereen die haar tegensprak kreeg iets als “Wacht maar, mannetje, we krijgen jou nog wel!” naar zijn hoofd geslingerd.
Dat betekende uiteindelijk haar einde, want ze werd gearresteerd op verdenking van opruiing en betrokkenheid bij de moord. Door een haastig opgerichte militaire rechtbank wordt ze ter dood veroordeeld, om als afschrikwekkend voorbeeld te dienen voor de rest van Oranjelievend Nederland. Ze wordt twee maanden later doodgeschoten op een veldje naast een Joods kerkhof. Volgens getuigen ging ze haar straf kalmpjes tegemoet, en vroeg ze de soldaten om vooral goed te mikken. Na afloop stuiptrekt ze een beetje, waardoor er al snel allerlei griezelverhalen over haar executie rondgingen: ze zou, bloedend uit talloze gaten in haar lichaam, in de kist haar arm hebben opgeheven, smekend om de verlossende kogel. Ook zou haar jurk vlam hebben gevat, waardoor haar lichaam half verkoold begraven moest worden.
Hoeveel daarvan waar is, is niet bekend. Op 27 september 1799 publiceert De Groninger Courant niet meer dan een droge mededeling over het lot van de ongelukkige freule: “De Freule J. M. C. J. van Dorth tot Holthuysen en Harreveld, welke, wegens de op den 5 September laastleden in Ligtenvoorde voorgevallene oproerige bewegingen, voor de alhier geëtablisseerde Militaire Rechtbank eenigen tyd gedetineerd geweest is; is ingevolge Sententie van gemelde Rechtbank, die haar gisteren bekend gemaakt wierd, heden morgen doodgeschoten.”
Onverschrokken heldin of onmogelijke feeks?
Judith van Dorth is onder schimmige omstandigheden doodgeschoten, de rechtmatigheid van haar doodsvonnis stond vrijwel meteen ter discussie. Eigenlijk was haar enige misdaad dat ze een onstuitbare liefde voor het huis van Oranje en een slecht gevoel voor timing had. Maar opvallend genoeg wordt ze niet bepaald omarmd als moedige martelaar van de Oranjes. Het lijkt erop dat haar reputatie simpelweg te slecht was om als lichtend voorbeeld voor Oranjegezind Nederland te dienen.
Pas een eeuw later plaatst De Graafschap-Bode een wat milder bericht over de Freule, ter gelegenheid van een vrolijke Koninginnedagviering in Winterswijk:
“…en onwillekeurig kwamen de dagen ons in de herinnering, toen het daar in de streek zoo geheel anders was en in dat zelfde Winterswijk de vurige Orangiste, freule Judith van Dorth, om haar optreden voor de Oranjepartij, krachtens een over haar gewezen vonnis, werd doodgeschoten.” En veertig jaar daarna wordt ze in De Telegraaf omschreven als “…een manmoedige vrouw die veertien jaar te vroeg voor de Oranjes gejuicht had.”
Tegelijkertijd wordt ze beide publicaties toch ook een ‘een zwak mens’ met ‘een mannelijk voorkomen’ genoemd. Een onverschrokken vrouw die het volk ophitste voor de Oranjezaak was in de 18e eeuw geen uitzondering (denk aan de Rotterdamse Kaat Mossel), maar een eeuw later werd zulke vurige politieke betrokkenheid in een vrouw als verdacht en onnatuurlijk gezien.
Het is natuurlijk goed mogelijk dat de Freule van Dorth daadwerkelijk een onmogelijke feeks was, het product van een pervers systeem van adellijke landbezitters en een disfunctionele familie. Maar het zijn juist de namen van dit soort onaangepaste karakters die we door de eeuwen heen onthouden.
Voor dit artikel werden het Digitaal Vrouwenlexicon, het Nederlands Krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek , het essay Women and Political Culture in the Dutch Revolutions en de website fietsenindeachterhoek.nl geraadpleegd.
Meer
van VICE
-
(Photo by Francesco Castaldo/Pacific Press/LightRocket via Getty Images) -
M Scott Brauer/Bloomberg via Getty Images -
Firefly Aerospace/YouTube -
Justin Paget / Getty Images