Hij herinnert zich de auto’s en de schok die hij voelde toen hij er enorm veel zag rijden door straten omringd door gigantische gebouwen.
“Zoiets had ik nog nooit gezien. Op de wegen in Noord-Korea rijden geen auto’s. Er is daar eigenlijk bijna niets.”
Videos by VICE
Het is twaalf jaar geleden, maar Jun Heo praat erover alsof het gisteren was. De dag dat de wereld zoals hij die kende instortte. De dag dat hij twee mensensmokkelaars uit China volgde. Ze waren gestuurd door zijn moeder. Samen staken ze de rivier Tumen op de grens tussen Noord-Korea en China over.
“Heel mijn leven werd me voorgehouden dat er geen rijker land was dan Noord-Korea. Ik geloofde dat mijn land het beste ter wereld was. We hadden geen idee hoe de rest van de wereld er uit zag. Toen ik de auto’s en de hoge gebouwen zag, realiseerde ik het me pas. Op dat moment stortte alles wat ik wist in elkaar.”
Jun groeide onder erbarmelijke omstandigheden op in Ch’ŏngjin, een stad in het noordoosten van Noord-Korea. In 2004, toen hij 13 was, besloot zijn moeder om naar China te vluchten. Een jaar later was het haar gelukt om in Zuid-Korea aan te komen. Voor veel Noord-Koreanen is dat het ultieme doel: in Zuid-Korea kunnen ze namelijk een vluchtelingenstatus aanvragen.
Voor Jun liep het minder vlot. Een week nadat hij in China terechtkwam zat hij met tien andere vluchtelingen uit Noord-Korea verstopt in het huis van een mensensmokkelaar in de buurt van Peking. Ze mochten het huis niet verlaten. Het bleek een valstrik. De smokkelaar kwam terug met gewapende agenten. Was het een spion, of kreeg hij hier geld voor van de overheid? Het maakte niet uit. Ze waren in de handen van de Chinese politie gevallen.
Een paar dagen later werden ze teruggestuurd naar Noord-Korea. Dat is de afspraak tussen China en zijn buur en bondgenoot. Jun Heo werd naar een concentratiekamp gestuurd waar hij gemarteld werd en dwangarbeid moest verrichten. In het kamp kreeg Jun te horen dat wat hij in China zag niet echt was. Het was een fata morgana. “Ik begon te denken dat ik gek was geworden. Of het wel echt was wat ik had gezien. Had ik gedroomd?”
Het land ontvluchten kan in Noord-Korea resulteren in een levenslange gevangenisstraf. Maar kinderen worden doorgaans minder zwaar gestraft. Nadat hij een paar maanden vastzat, werd Jun teruggestuurd naar zijn vader in het dorp waar hij was opgegroeid. Maar zijn leven in Noord-Korea zou nooit meer hetzelfde zijn.
De ontsnapping
Als Jun zijn familie zou vertellen wat hij in China heeft gezien, zou hij de rest van zijn leven in de gevangenis moeten doorbrengen. “Ik kon er met niemand over praten. De geheime politie volgde me. Ik moest me elke ochtend en avond bij hun melden.”
Hij mocht niet meer naar school. Omgang met vrienden werd tot een minimum beperkt. Hij woonde in een stad zonder elektriciteit. Jun had nauwelijks iets te eten, net als de rest van zijn familie. De meeste dagen doolde hij maar wat rond.
“Drie jaar lang beklom ik bijna elke dag dezelfde berg. Het was een van de weinige dingen die ik mocht doen.” Op de top van die berg zag hij kinderen naar school gaan, iets wat hij niet mocht. Daar, alleen en bovenop een berg, begon hij zijn volgende vlucht te plannen.
In december 2008, drie jaar nadat hij werd teruggestuurd naar Noord-Korea, vluchtte hij opnieuw. Iemand hielp hem de Tumen over te steken. Hij wil liever geen details vertellen over de ontsnapping. Hij wil het regime van Noord-Korea geen aanwijzingen geven. Dat regime heeft de grenscontrole sinds 2017 aangescherpt, om ervoor te zorgen dat de hongerige bevolking niet kan vluchten.
Het maken van de oversteek naar China is nog maar de eerste stap naar vrijheid. Daar kwam Jun achter tijdens zijn eerste ontsnappingspoging. Hij bracht de eerste maanden aan de andere kant van de rivier ondergedoken door in Yanji, in het noordoosten van China. “Het was gevaarlijk, want ik was nog altijd erg dichtbij Noord-Korea. Er zijn veel Noord-Koreaanse spionnen in Yanji die vluchtelingen proberen op te pakken. Na drie maanden kon ik Shanghai bereiken waar het veiliger was.”
In Shanghai lukte het de gevluchte tiener om een baantje te regelen in een Koreaans restaurant. Hij deed zich voor als een Zuid-Koreaan. Het restaurant was van Chinezen die zijn accent niet konden herkennen. Hij kreeg slecht betaald, maar voor het eerst in zijn leven, kon hij eten tot hij vol zat. “Ik was constant aan het vreten. Ik wilde alles proberen.”
Vanuit Shanghai lukte het hem om contact te zoeken met zijn moeder. In 2005 hadden de smokkelaars hem een nummer gegeven waarop hij haar kon bereiken in Zuid-Korea. Hij was dat nummer nooit vergeten en gelukkig had ze het niet veranderd.
“Ondanks dat ik werk had, was ik constant bang dat mijn echte identiteit onthuld zou worden en ik teruggestuurd zou worden. Mijn moeder had een zware tijd gehad, maar na twee jaar had ze genoeg geld bij elkaar gesprokkeld om een smokkelaar te laten komen die mij naar Zuid-Korea zou brengen.”
Dankzij de hulp van de smokkelaar kwam Jun illegaal binnen in Thailand. Vanuit daar vroeg hij een vluchtelingenstatus aan in Zuid-Korea. Hij bracht twee maanden door tussen Chiang Mai en Bangkok voor hij naar Seoul kon vliegen.
De wonderbaarlijke vluchteling
Het is juni in Seoul. De zon schijnt. Jun zit lachend tegenover me met een fris kapsel en een schoon T-shirt. We hebben afgesproken bij Teaching North Korean Refugees, een Britse non-profit school voor vluchtelingen waar Jun nu al een jaar politieke wetenschappen studeert.
Jun is nu 27 en lijkt in geen enkel opzicht meer op wie hij was toen hij zes jaar geleden aankwam in Seoul. Hij vertelt lachend hoe zijn moeder hem leerde hoe een smartphone werkte. “Waar ik woonde was geen elektriciteit. In het begin was het bizar. Zelfs nu kan ik nog niet geloven dat ik een smartphone heb. Ik woon ergens waar de lichten aan en uit kunnen. Het voelt alsof ik in een paradijs woon, of in de toekomst.”
Zijn Zuid-Koreaanse leven bestaat uit studeren. Zijn laatste paar jaar in Noord-Korea hebben gezorgd voor een onstilbare honger naar kennis. “In die drie jaar moest ik toezien hoe iedereen in mijn omgeving naar school ging. Je weet pas wat je mist als je het niet meer krijgt. Ik weet hoe het is om niet te kunnen studeren. Nu wil ik er nooit meer mee stoppen.
Toen hij aankwam in Seoul was hij niet bepaald wat je zou verwachten van een twintigjarige student in Zuid-Korea. Jun startte met studeren op een privéschool voor volwassenenonderwijs, het Daesung Instituut. Als vluchteling kreeg hij financiële hulp om zijn lessen te betalen. Zijn harde werk bleef niet ongezien en al snel stond de school hem toe om een ongelimiteerde hoeveelheid lessen te volgen, zonder dat hij daar extra voor hoefde te betalen.
“In Zuid-Korea realiseerde ik me dat het leven voor Noord-Koreaanse vluchtelingen nog altijd moeilijk was. Ze verblijven in kleine appartementen terwijl ze niet zeker zijn van een baan. Ik wou niet terug naar een armoedig leven. Ik wou niet terug naar een bestaan waarin ik enkel kon rondzwerven zonder enig doel. Ik had te veel risico’s genomen om te zijn waar ik nu was.”
Dus richtte Jun Heo zich op een doel. Hij wou naar een universiteit, maar niet zomaar een. Hij wou studeren aan de Universiteit van Seoul. De beste school in een land waar studeren een nationale obsessie is en waar meer dan 80% van de jonge studenten doorstroomt naar een hogere studie. “Eerst en vooral moest ik een diploma middelbaar onderwijs halen in Seoul.”
Daarna kwam de “Suneung”, een aangepaste toets die de bekwaamheid test van de student op vlak van Koreaans, Engels, wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis, economie en politiek. Elke Zuid-Koreaanse student die wil studeren moet voor deze test slagen. Op basis van die test worden studenten gerangschikt in acht groepen van uitmuntendheid. Hoe hoger je gerangschikt wordt, hoe beter.
Na een aantal jaar te studeren in Daesung eindigde Jun in de tweede graad van de groepering. Een bescheiden resultaat voor de gemiddelde inwoner van Seoul maar een mirakel voor een vluchteling in zijn situatie. De Universiteit van Seoul had dat door en bood hem een gesprek aan. Het was een geweldige kans, legt June uit, omdat zo’n gesprek maar aan een klein aantal Zuid-Koreanen wordt aangeboden.
“Het was de eerste keer voor mij dat ik zo’n gesprek had en tegelijkertijd dus ook een kans op een beter leven. Ik sprak nog steeds met mijn Noord-Koreaanse accent. Ik vertelde hun mijn verhaal en net voor ik het gesprek afrondde en vertrok zei ik: ‘Ik heb echt mijn best gedaan.’”
Een paar jaar later studeert Jun nu af in de politieke wetenschappen. “Ik denk dat ik geluk heb. Ik word elke dag wakker met een glimlach op mijn gezicht. Maar ik heb hard gestudeerd om hier te komen. Erg hard.”
Op sociaal vlak is de kloof tussen hem en zijn klasgenoten veel kleiner geworden. “In eerste instantie was het verschil tussen ons vooral onze levenservaring. Maar het was niets onoverkomelijks. Ik ben nog altijd trots op waar ik vandaan kom omdat ik een uniek verhaal heb dat ik met me meedraag.
Er is een plaats waar Jun zijn klasgenoten nooit zal volgen: bovenop een berg. Klimmen is erg populair in Zuid-Korea maar het is niet meer aan Jun besteed. “Ik haat de bergen.”
Het lijden van een volk
Jun gelooft dat de meeste mensen, zeker de Zuid-Koreanen, nogal gemakkelijk oordelen over de Noord-Koreanen. In een van zijn eerste video’s, die hij net op YouTube heeft geplaatst, staat Jun in de straten van Seoul met zijn armen open. Op het handgeschreven bord dat hij onder zich heeft geplaatst staat: “Ik ben een Noord-Koreaanse vluchteling. Sommige mensen zeggen dat ik een communist ben, een spion of een verrader. Ik vertrouw je. Vertrouw je mij? Geef me dan een knuffel.”
Zelfs in Zuid-Korea, een land dat tot zeventig jaar geleden nog één land vormde met Noord-Korea, hebben mensen nog altijd de neiging om de familie Kim en de Noord-Koreanen over dezelfde kam te scheren. De meer conservatieve Zuid-Koreanen zijn meestal tegen het idee dat hun overheid de Noord-Koreaanse vluchtelingen helpt. Ze verdenken vluchtelingen ervan te infiltreren in Zuid-Korea zodat ze kunnen spioneren voor het Noord-Koreaanse regime.
“Ik denk niet dat de inwoners, die boos zijn dat de Zuid-Koreaanse overheid mij en andere vluchtelingen helpt, het begrijpen.”
De houding van Kim Jong-un en het Noord-Koreaanse nucleaire programma zijn wijdverspreid door media over heel de wereld. “Maar hoe zit het met het Noord-Koreaanse volk,” vraagt hij. Wat gebeurt er met de echte slachtoffers van Kim Jong-un?
“Elke dag horen we nieuws over de familie Kim en de Noord-Koreaanse politiek. En hoe interessant dat ook is, we moeten ook kijken naar de mensen die in Noord-Korea leven. Elke dag worden daar mensenrechten geschonden.”
Hij geeft toe dat het geen gemakkelijke taak is voor de internationale media om verslag uit te brengen over het dagelijkse leven in Noord-Korea. Afgezien van een paar officiële uitnodigingen vanuit het regime in Pyongyang heeft de media geen toegang tot het land.
Veel mensen die ik ontmoet staan sceptisch tegenover de situatie in Noord-Korea. Sommigen geloven het zelfs niet. Elke dag sterven er mensen aan hongersnood. Ze gaan letterlijk dood omdat ze geen eten hebben. Elke dag slapen er mensen op de grond in treinstations omdat ze geen dak boven hun hoofd hebben. In Noord-Korea is dat normaal. Politici van over de hele wereld willen een einde maken aan het nucleaire programma. Ze roepen Noord-Korea op om ermee te stoppen. Maar ze zouden het Noord-Koreaanse regime tegelijkertijd ook moeten vragen om hun bevolking eerlijk te behandelen.
Jun zegt dat hij op een dag dit verhaal aan de Verenigde Naties zal vertellen. Hij moet het wel doen. Maar op een later moment in het gesprek geeft hij ook toe dat de Verenigde Naties er weinig aan kunnen doen. “Ik denk dat ze geen enkele macht hebben tegenover Noord-Korea. Ze kunnen de overheid niet dwingen om hun bevolking beter te behandelen. Er moeten veranderingen plaatsvinden maar het is zo moeilijk. Er zijn nu eenmaal geen miraculeuze oplossingen.
De droom van de Koreaanse hereniging
De angst van een nucleaire oorlog op het Koreaanse schiereiland blijft constant aanwezig, terwijl Donald Trump en Kim Jong-un er lustig op los tweeten over de dreiging van een aanval in Noord-Korea volgens Trump en uitlokkende antwoorden die daar op volgen van Kim Jong-uns kant. Als buitenstaander kan je dan wel begrijpen dat de hele situatie waarin Trump en Jong-un constant bekvechten heel stressvol is voor een vluchteling wiens familie nog altijd in Noord-Korea woont.
Jun heeft al negen jaar geen contact meer met zijn familie, sinds hij is gevlucht uit zijn geboortedorp. Het zou via Chinese smokkelaars misschien mogelijk zijn, maar nog steeds erg moeilijk. De prijzen voor zoiets liggen erg hoog en kan de mensen die je probeert te contacteren in gevaar brengen. Om die reden wil Jun het, tot nu toe, niet proberen.
De mogelijkheid dat het leger van de Verenigde Staten Noord-Korea aanvalt schrikt hem niet meer af dan de huidige situatie. “Als er oorlog is kunnen mijn vrienden omkomen. Maar of er nu oorlog is of niet, sterven doen ze toch. Ze sterven allemaal. Ze werken vijftien uur per dag. Een oorlog zou niet veel erger zijn.”
Toch denkt Jun nog altijd niet dat een militaire inval een manier is om zijn droom van een Koreaanse hereniging uit te laten komen. De val van het Noord-Koreaanse rijk zal door China moeten komen. “China is noodzakelijk voor de Noord-Koreaanse politiek. De Verenigde Staten hebben geen enkele macht over Noord-Korea, maar China heeft dat wel. De dag dat China wil dat Noord-Korea verandert zal dat ook gebeuren. Het is de enige manier om mijn vrienden te bevrijden.”
Het afzetten van de familie Kim alleen is niet genoeg, gokt hij. “Een andere dictator neemt dan de macht over.” De elite binnen de Noord-Koreaanse politiek leeft een bevoorrecht leven en ze zullen er dus alles aan doen om dat zo te houden. “De elite wil niet dat er iets verandert.
Hij zweert dat er op een dag een hereniging zal plaats vinden. Dit is de drijfveer van zijn bestaan. Dat is de reden waarom hij Noord-Koreaanse politiek studeert en een master wilt behalen in de Verenigde Staten of Australië, zodat hij zich kan specialiseren in sociale welvaart en diensten.
“Als ik denk aan mijn geboortedorp is het voor mij de beste en de slechtste plaats tegelijkertijd. Meer dan ooit wil ik terug gaan naar daar. Op een dag wil ik de leider zijn van mijn geboortedorp, zodat ik de mensen uit de armoede kan helpen. Als er geen hereniging plaats vindt kan ik hier, in Zuid-Korea politicus worden. Maar ik heb nog tijd. Ik denk dat ik nog een tiental jaar naar school moet gaan. Ik ben er dus nog niet klaar voor. Maar op een dag moet ik terug. Mijn vader en mijn vrienden zijn nog steeds daar. Ik moet hen helpen. De hereniging zou een eerste stap zijn, maar de Noord-Koreanen moeten zelf ook veranderen. Anders zal er nooit iets echt veranderen.”