Waar denk jij als eerst aan als het gaat over ‘hokjesdenken’? Vooroordelen, generalisaties, stereotypen? Vast, er hangt namelijk nogal een negatief imago aan hokjesdenken. De wereld versimpelen is een van de beginselen van bijvoorbeeld racisme, seksisme en klasse-onderscheid. Hokjesdenken kan bijvoorbeeld ook betekenen dat alle mensen ingedeeld moeten worden in het hokje ‘man’ of ‘vrouw’ – ook als ze dat niet willen – en dat mensen met een niet-Nederlandse afkomst dagelijks te maken krijgen met stereotyperingen die met hun hokje worden geassocieerd. Zouden we daarom niet moeten stoppen met hokjesdenken? Aan de andere kant: beesten die door de lucht vliegen als ‘vogel’ of ‘insect’ categoriseren is ook hokjesdenken. Wanneer we een rugleuning, een zitvlak en poten zien, denken we automatisch aan een stoel. En bijna nergens leveren hokjes meer voordelen én meer discussie op dan in de psychologie.
“We kunnen niet zonder categoriseren en de vraag is of we dat zouden moeten willen,” zegt Daniël Wigboldus, hoogleraar Sociale en cultuurpsychologie, in een college voor de Universiteit van Nederland. “Als we categoriseren wordt de kennis over die categorie, bijvoorbeeld dat je op een stoel kunt zitten, meteen actief. Dat zorgt ervoor dat ik weet wat ik met die categorie kan.” Zonder hokjes zouden we dus elke keer opnieuw moeten bedenken wat we met een stoel (of een deur, een telefoon of een flesje bier) kunnen.
Videos by VICE
Geen wonder dus dat het zo’n grote rol speelt in de psychologische zorg. Een diagnose kun je zien als een hokje. Dankzij die diagnose wordt je als patiënt eigenlijk gelijkgesteld aan een groep mensen met dezelfde diagnose. Dat is handig voor zorgverleners, omdat er op die manier bijvoorbeeld een algemene behandeling kan worden voorgeschreven. Zonder de diagnose wordt dat een stuk moeilijker. Maar voor jou als patiënt zitten er voor- en nadelen aan.
“De wereld is al ingewikkeld genoeg voor mij als autist. Hokjes zijn een soort handleiding.”
Anne (30) kreeg op haar negentiende de diagnose autisme en merkt dat het denken in hokjes haar, net als andere mensen met autisme, overzicht en houvast geeft. “De wereld is al ingewikkeld genoeg voor mij als autist. Als ik het dan in hokjes in kan delen, weet ik waar mensen in passen en hoe ik me tegenover hen moet gedragen. Het is een soort handleiding,” vertelt ze. Een hokje levert haar dus juist voordelen op. “Ik vind het heel lastig om te weten wie ik ben of wat ik nodig heb. Dankzij mijn diagnose kon ik andere mensen met autisme ontmoeten en er boeken over gaan lezen. In die boeken las ik eigenlijk een beschrijving van mezelf. Eindelijk paste ik ergens bij,” vertelt ze.
Lynn Boschloo heeft aan het Universitair Medisch Centrum Groningen onderzoek gedaan naar de verschillen in klachten tussen mensen met de diagnose depressie. “Veel patiënten lopen al een poos rond met klachten zonder dat ze weten waar ze vandaan komen. Als ze dan een diagnose krijgen, kunnen ze hun klachten plaatsen en weten ze dat ze niet alleen zijn. Het kan lotgenoten ook makkelijker bij elkaar brengen,” vertelt ze.
“Binnen de groep mensen met een depressie zijn de verschillen groter dan de overeenkomsten.”
Dat herkent Jessica (27) ook. Zij kreeg drie jaar geleden de diagnose depressie. “Het hokje kan een voordeel zijn, want je kunt tegen vrienden of een werkgever zeggen: ‘Dit is wat ik heb, dit is wat ik nu kan. Ik wil graag meer kunnen, maar dat lukt even niet.’ Met een beetje geluk wordt dat geaccepteerd.” Daarnaast communiceert het veel makkelijker, zegt onderzoeker Lynn. “Je kunt uitleggen waarom je sommige dingen niet aankunt, of waarom iets gebeurt.”
Toch ziet de onderzoeker voor patiënten meer nadelen dan voordelen aan hokjesdenken in de psychologische zorg. Dat is ook niet zo gek: in haar onderzoek houdt ze zich vooral bezig met het feit dat mensen met depressies juist níet zo makkelijk in een hokje te stoppen zijn, dat herhaalt ze dan ook meerdere keren. “Binnen de groep mensen met een depressie zijn de verschillen groter dan de overeenkomsten,” vertelt ze. “Nu wordt vaak nog gegeneraliseerd, dat elke patiënt als hetzelfde wordt gezien. Sommige mensen met een depressie hebben concentratieproblemen terwijl de ander heel geagiteerd is. De klachten zijn heel gevarieerd en dat moet worden herkend. Vaak hebben mensen met een depressie ook nog een andere diagnose, zoals een angststoornis. Dat speelt ook mee in de verschillen tussen patiënten.”
“Voor ik begon met mijn onderzoek, dacht ik dat mensen met een depressie heel erg op elkaar zouden lijken, in elk geval qua klachten. Ik vond het schokkend om erachter te komen dat de verschillen veel groter zijn,” vertelt Lynn. “Door dat strakke hokje waar je aan moet voldoen, kan het moeilijk zijn om bijvoorbeeld autisme of een depressie bij jezelf te herkennen. Mensen hebben zo’n traditioneel beeld van autisme. Ze zien een jongen voor zich die heen en weer beweegt op zijn stoel, iemand waar je eigenlijk geen contact mee kunt maken. Het kan moeilijk zijn voor mensen met mildere vormen van autisme om zich daarin te herkennen,” vertelt Lynn. Dus als je een aandoening ziet als iets dat flexibel is en zich op veel verschillende manieren kan uiten, is het makkelijker om je eigen diagnose te accepteren.
“Ik zat zelf vol vooroordelen, het duurde even voordat ik doorhad dat het stempel ook in mijn voordeel kon werken.”
Jessica had ook moeite om haar diagnose te accepteren en zich in het hokje “psychisch patiënt” te laten zetten. “Ik zat zelf vol vooroordelen en dacht dat mensen met een depressie iedere seconde van de dag dood wilden,” zegt ze. “Het duurde even voordat ik doorhad dat het stempel ook in mijn voordeel kon werken. Mijn psycholoog legde me uit dat je van een persoon met een gebroken been niet kunt vragen om een marathon te lopen. Deze metafoor geldt ook voor iemand met een depressie of een burn-out. Je kunt van een persoon met een depressie niet verwachten dat hij of zij zijn somberheid even aan de kant zet.”
“Ik wil graag dat mensen inzien dat mentale problemen zoals een depressie niet zwart-wit zijn. Mensen kunnen depressieve klachten hebben maar niet overal aan voldoen, waardoor ze geen diagnose krijgen. Daarmee wordt eigenlijk gezegd: jouw klachten doen er niet toe, terwijl ze heel belastend kunnen zijn en daardoor dus wel degelijk van belang zijn,” zegt Lynn. Dus als iemand niet helemaal binnen het hokje past dat jij voor je ziet, betekent dat niet dat ze liegen over hun klachten.
“Ik ben heel goed in me aanpassen aan mijn omgeving, zodat het lijkt alsof er niks aan de hand is,” zegt Anne. “Daardoor voldeed ik niet aan het hokje ‘autist’. Mensen denken dat mensen met autisme niet sociaal zijn. Dus als ik dat wel ben, geloven mensen niet dat ik autisme heb. Een begeleider nam een keer aan dat ik geen vrienden had. Toen ik het een keer toch over vrienden had, dacht ze dat dat ik het over anderen met autisme had, mensen die ook in mijn woonproject woonden. Ja, ik heb wel moeite met vrienden maken, maar ik heb ze wel, met én zonder autisme. En de vrienden die ik heb erkennen de moeilijkheden die ik heb door mijn autisme, maar kunnen er ook doorheen kijken en me zien als mens. Er spelen zoveel dingen mee. Ik ben niet alleen iemand met autisme. Er zijn ook nog andere hokjes waar ik in pas, zoals geslacht, persoonlijkheid, intelligentie en leeftijd. Daardoor kun je mensen met autisme niet allemaal op dezelfde manier bekijken.”
“Voordat ik de diagnose depressie kreeg, had ik een jaarabonnement op de sportschool dat ik niet tussendoor op kon zeggen, behalve bij een blessure” vertelt Jessica. “De weinige keren dat ik erheen ging, kreeg ik paniekaanvallen.” Toen ze haar diagnose kreeg, wilde ze het abonnement opzeggen, omdat sporten alleen maar meer mentale uitputting gaf. Maar het antwoord van de sportschool was, dat een depressie geen goede reden was om het abonnement op te zeggen; dat was immers geen fysiek zichtbare blessure. “Toen voelde ik me heel onbegrepen en verdrietig. Ik heb een mail gestuurd en het voorbeeld van het gebroken been gebruikt. Toen mocht ik bij hoge uitzondering toch mijn abonnement opzeggen.”
Voor patiënten zelf kan hun hokje dus heel veilig en comfortabel zijn. Maar de buitenwereld kent de hokjes ook en kunnen generaliseren.
Voor patiënten zelf kan hun hokje dus heel veilig en comfortabel zijn. Ze ontmoeten er lotgenoten door, kunnen zichzelf leren kennen en autisten kunnen hokjes gebruiken om de wereld overzichtelijk te maken. Maar de buitenwereld kent de hokjes ook en hangen er allemaal verwachtingen en kenmerken aan die soms veel te generaliserend zijn. Dat zit volgens Wigboldus in onze natuur, maar dat betekent nog niet dat het goed is: zoals Lynn vertelde, kunnen de hokjes binnen de psychologie te beperkend zijn.
Eigenlijk niemand past helemaal naadloos binnen de categorieën depressie, autisme, ADHD, angststoornis of welke mentale aandoening dan ook. Het ligt er heel erg aan wie het hokje toepast. Als je jezelf of een bepaalde manier labelt en duidelijk bent over wat dat betekent, is het anders dan wanneer iemand anders (een professional, een werkgever of een toevallig voorbijganger) jou in een hokje plaatst met de bijbehorende kenmerken terwijl je je daar niet in herkent. Hokjes zijn prima, maar als jij andere mensen in een hokje plaatst, moet je voorzichtig zijn. We moeten, ondanks de hokjes die we zo comfortabel in ons dagelijks leven hebben gemetseld, blijven kijken naar individuen. Niemand kan alleen maar worden gezien als iemand met autisme of alleen maar als iemand met een depressie.