Nederlandse vrouwen over de littekens die ze accepteren of haten

Een litteken heeft wel iets weg van een tatoeage. Je zit er voor altijd aan vast, niemand anders heeft precies dezelfde en achter elk exemplaar zit een verhaal. Jammer alleen dat je bij littekens het ontwerp niet mag kiezen en er vaak helsere pijnen voor hebt moeten doorstaan dan bij de tattooshop. Drie vrouwen vertellen hoe ze hun littekens opliepen.

Renate. Foto eigendom van geïnterviewde.

Renate (38) werd gestoken tijdens het uitgaan

“Ik keek zo mijn elleboog in.”

Videos by VICE

Het was kermis in Uitgeest. Als je de kermissen in Noord-Holland kent, weet je hoe het er daar aan toegaat. Met botsautootjes en draaimolens heeft het weinig te maken, het is vooral een excuus om vijf dagen lang bier te drinken en bandjes te kijken. Ik was 17 en stond met vrienden in een kroeg. Een vriend van me had een T-shirt aan waar ik met stift iets op mocht schrijven. Ik stond op zijn rug te kalken, toen ik ineens een keiharde klap tegen mijn elleboog voelde. Zo hard dat ik ervan omviel. Ik greep naar mijn elleboog en mijn hand zat onder het bloed. Uit reflex boog ik mijn arm om te kijken, maar dat had ik beter niet kunnen doen. Ik keek zo mijn elleboog in. Het bloedde als een rund, mijn arm moest afgebonden worden.

Ik bleek te zijn gestoken met een mes. Een ruzie tussen twee anderen liep uit de hand, waarbij de een de ander neerstak. In zijn zwaai raakte de messentrekker mij per ongeluk. Ik kende die andere mensen niet.

Het was traumatiserend. Na dat incident durfde ik anderhalf jaar niet meer in zo’n drukke, onoverzichtelijke ruimte te zijn. Het was me zo plotseling overkomen en ik had zelf helemaal geen aandeel in die ruzie. Dat gaf me zo’n onveilig gevoel. Het heeft een grote impact op mijn jeugd gehad. Ik durfde niet meer uit te gaan, terwijl het in die fase van je leven natuurlijk nergens anders om draait.

Uiteindelijk heb ik mezelf een schop onder mijn kont gegeven en mijn vrienden om hulp gevraagd. Omdat zij wisten dat ik bang was, hielden ze rekening met me. In elke kroeg is wel eens een opstootje. In het begin schoot ik daarvan in paniek. Zij begrepen het als ik achter hen dook. En als je een paar keer gaat en merkt dat er niets aan de hand is, raak je die angst wel kwijt. Nu speelt het gelukkig niet meer. Ik heb een jaar of zeven in een justitiële jeugdinrichting gewerkt; als er ergens veel conflicten zijn, is het daar wel.

Het litteken is niet fraai, maar gelukkig zit het niet in mijn hals of gezicht. Je elleboog valt niet zo op. Als mensen het zien, vragen ze er wel naar. Dat vind ik niet vervelend. Van het litteken op zich heb ik niet zo veel last gehad. Van de manier waarop ik het opliep wel.

Tiffany. Foto eigendom van geïnterviewde.

Tiffany (21) beschadigde zichzelf

“Artsen schrokken van hoe ik mezelf had toegetakeld.”

De eerste keer dat ik mezelf sneed, kan ik me niet goed meer herinneren. Ik was een jaar of 14 en werd gepest in de klas, omdat ik anders was dan de rest. Ik droeg zwarte kleding, luisterde naar metal. “Vuile gothic”, noemden ze me. Dat maakte me heel onzeker, ik werd er verdrietig van. Soms kwam ik huilend thuis. Ik wilde gewoon mezelf zijn.

Ik begon in mijn armen te snijden. Dan ging ik in de badkamer of op mijn slaapkamer zitten en zette ik het mesje op mijn arm. Op het moment zelf luchtte het op, de spanning in mijn lijf was even weg. Fysieke pijn leidt af van innerlijke pijn. Maar gelijk daarna zat ik met een schuldgevoel en had ik heel veel spijt. Het was een vicieuze cirkel waar ik niet uit kon ontsnappen. Het werkt gewoon verslavend. Er waren tijden dat ik het elke dag deed. In de periode dat ik depressief raakte, deed ik het vaker. Om de littekens te verbergen, droeg ik vaak lange shirts.

Maar na twee jaar kwamen mijn ouders er toch achter. Toen mijn moeder vroeg of ik een shirt wilde passen en dat weigerde, kreeg ik een kruisverhoor. Ze had al een vermoeden gehad, omdat ze bloedvlekken was tegengekomen. Ze reageerde verdrietig, stond erop dat ik ermee zou stoppen. Maar dat kon ik niet. Ik heb psychologische hulp gezocht, dat bracht me alleen geen steek verder. Op een gegeven moment begon ik dieper te snijden. Het gebeurde weleens dat ik per ongeluk een slagader raakte, heel veel bloed verloor en met spoed naar het ziekenhuis moest om het te laten hechten.

Artsen schrokken van hoe ik mezelf had toegetakeld. Een arts zei: “Als je hiermee doorgaat, dan word je opgenomen.” Daar ben ik heel erg van geschrokken. Na vijf jaar ben ik vorig jaar eindelijk gestopt. Mijn zus heeft een camping, in de zomermaanden is het daar erg warm. Ik wil daar kunnen rondlopen met korte mouwen, en dat durf ik nu niet. Ik begon te beseffen dat ik moest stoppen om te kunnen beginnen met een laserbehandeling. Ik wil anderen er nu voor waarschuwen. Doe het niet, je schiet er niets mee op. Ik zit nu met die littekens, durf me niet op straat te vertonen met blote armen. Het strand ga ik deze zomer ook niet op. Ik ben bang dat mensen het zien, naar me gaan staren of er vragen over gaan stellen. Ik hoop dat ik ze weg kan laten laseren.

Annika. Foto eigendom van geïnterviewde.

Annika (32) viel tijdens een skitraining

“Ik wist meteen: nu is het voorbij.”

Toen ik 21 was, ben ik hard gevallen tijdens een skiwedstrijd. Mijn rechter been raakte verlamd. Na twee jaar werd ik uitgenodigd om mee te trainen met het paralympisch skiteam. Ik was in Canada, aan het trainen voor de Spelen, toen ik tijdens een training opnieuw crashte.

De trainer bovenop de berg dacht dat ik mijn kruisband gescheurd zou hebben, maar de pijn viel mee. Ik ben opgestaan en naar beneden geskied. Omdat het toch niet helemaal zeker voelde, heb ik de training toen wel gestopt. ’s Middags, na drie kwartier losfietsen, deed ik gewoon mee aan de landtraining. Bij een balansoefening kon ik mijn balans niet houden. Toen ik eraf sprong, voelde ik mijn bovenbeen opzij glijden. Ik gilde het uit, misschien meer van de schrik dan van de pijn. Maar ik wist meteen: nu is het voorbij.

Dit keer bleken mijn kruisband, mediale band en meniscus te zijn gescheurd aan de linkerknie. Dat ik nooit meer zou skiën was me meteen duidelijk. Sindsdien heb ik nooit meer op de latten gestaan. De arts die me behandelde, zei: als je nu weer gaat skiën, dan maak ik je niet meer. Dat risico moesten we maar niet nemen. Ik had sinds mijn tweede geskied en moest er mentaal afscheid van nemen. Toch ging het skiën opgeven me opvallend makkelijk af. Ik heb mezelf heel snel nieuwe doelen gesteld: als ik niet skiënd naar de Spelen ga, dan doe ik het wel met een andere sport. Wegwielrennen deed ik al als conditietraining. Baanwielrennen was ook best leuk. Ik dacht dat ik goed zou zijn in dat explosieve, maar ik bleek beter in de middellange afstand.

Maar bij het fietsen bleef ik pijn houden. Daar had ik geen zin meer in. Een paar maanden nadat ik was gestopt met wielrennen, vroeg de Nederlandse roeibond me of ik wilde gaan roeien. Het leek me leuk om weer iets te gaan doen. Het was de beste keuze die ik had kunnen maken. Voor het eerst in jaren merkte ik dat ik weer kon sporten zonder pijn. Dus ik ben er fanatiek mee doorgegaan.

Na zes weken deed ik al mee aan het NK op de ergometer. Ik verbrak gelijk het Nederlandse record met 25 seconden. De bondscoach kwam na afloop met me praten over de Spelen in Rio. Maar die waren al over minder dan negen maanden. Ik trainde een paar keer mee in de dubbeltwee – waarbij je met z’n tweeën roeit – maar dat ging niet zo goed. Ik had leren roeien in een skiff, waarbij je het in je eentje doet. Het was nog veel te vroeg om in die boot naar de Spelen te gaan. Ik mocht wel naar de wereldbeker in mijn skiff. Daar won ik van het meisje dat goud won in Rio in de dubbeltwee. Nu train ik voor de volgende Spelen.

Over het roeien ben ik misschien wel gepassioneerder dan over het skiën, want nu win ik. Ik heb alle wedstrijden gewonnen, ben wereldkampioen geworden en heb een nieuw wereldrecord gezet op de 2000 meter.

Knie van Annika. Foto eigendom van geïnterviewde.



Op mijn linkerknie zitten drie forse littekens. Ze zijn wel zichtbaar, maar het doet me niet zoveel. Ik vind ze niet mooi, maar ook niet lelijk. Ze horen gewoon bij me. Ik heb er geen last van. Mensen kijken toch wel naar me, want ik zit het grootste deel van de tijd in een rolstoel en heb een beenbeugel.

Het heeft zo moeten zijn. Ik heb er zoveel van geleerd, levenslessen die ik anders nooit had opgedaan. Als roeister ben ik veel meer op mijn plek. Het frappante is dat ik tijdens de introweek aan het begin van mijn studie al de snelste van alle aankomende Leidse studenten bleek toen ik een tijd mocht neerzetten op een roeimachine. Maar ik heb er toen niets mee gedaan, want ik was al skiester. De tijd die ik toen neerzette, was tien jaar later nog altijd niet verbroken. Misschien had ik veel eerder moeten gaan roeien.

Ik heb een supergoed leven. Ik ben bijna klaar met mijn studie geneeskunde, heb mijn co-schappen bijna afgerond, woon samen met mijn vriend. Ik zou met niemand willen ruilen.