We spraken Pete Wu over het dubbelleven van Chinese Nederlanders

pete wu

Er wonen volgens de officiële cijfers zo’n 50.000 Chinezen in Nederland. Het vooroordeel dat zij voornamelijk werken in (Chinese) restaurants door het hele land klopt: zo’n 40 procent van de Chinese Nederlanders werkt in de horeca. Zo ook de ouders van Pete Wu, die al dertig jaar een cafetaria in Tilburg runnen.

Pete groeide op tussen de snacks, en tussen twee culturen. Volgens zijn moeder is hij een banaan: geel van buiten maar wit van binnen. Over die strijd tussen zijn Chinese achtergrond en de Nederlandse realiteit waarin hij opgroeide, schreef Pete, journalist voor onder meer VICE en De Volkskrant, het boek De Bananengeneratie. In het boek vertelt hij niet alleen zijn eigen verhaal, maar hij sprak ook met 35 andere Chinese Nederlanders over Asian party’s, casual discriminatie en opgroeien in twee werelden. Pete schrijft hoe hij soms moeilijk met zijn ouders kan praten over zijn gevoelens – niet alleen omdat de westerse wereld waarin hij is opgegroeid anders is dan de oosterse wereld van zijn ouders, maar ook omdat ze – net als in meer Chinees-Nederlandse gezinnen – letterlijk elkaars taal niet spreken: de eerste generatie spreekt vaak niet goed Nederlands, de tweede generatie niet genoeg Chinees om een diep gevoelsleven te bespreken.

Videos by VICE

Sinds het boek vorige week uitkwam is Pete veel geïnterviewd op tv en in kranten. We spraken hem over zijn ouders, hoge verwachtingen en een béétje gediscrimineerd worden.

VIC: Hey Pete. Sinds je boek vorige week uitkwam ben je al heel veel in de media geweest. Hoe is het om opeens een soort woordvoerder voor een hele generatie Chinese Nederlanders te zijn?
Pete: Zo zie ik mezelf niet. Je kunt een stereotype niet ontmantelen als jij het enige gezicht bent van de groep waar dat stereotype over gaat. Daarom heb ik voor mijn boek 45 mensen gesproken en 35 daarvan in het boek ingezet als gezichten en stemmen van de bananengeneratie. En daarom heb ik toen ik vorige week bij Pauw zat ook vier mensen die ik voor mijn boek sprak meegenomen. Het gaat niet om mij. Maar ik werk zelf ook in de media, dus ik snap wel dat journalisten graag mijn verhaal uitlichten. Het wordt altijd heel persoonlijk, maar misschien dat mensen dan tenminste een verhaal horen en van daaruit de rest van het boek gaan lezen.

Heeft het schrijven van dit boek je geholpen om je Chinees-zijn meer te omarmen?
Ik denk het wel. Vroeger dacht ik: ik wil niet zijn zoals andere Chinese Nederlanders. Maar eigenlijk ben ik dat wél. Ik denk vooral dat ik me minder alleen voel, want ik heb nu zoveel mensen gesproken die dezelfde struggles hebben als ik.

Heb je spijt dat je niet eerder op zoek bent gegaan naar die mensen?
Dat is moeilijk om dat nu te zeggen. Ik worstelde natuurlijk ook lang met mijn seksualiteit. Dat maakte mij ook apart. Ik ben voor mijn gevoel precies op de goede leeftijd uit de kast gekomen, op mijn dertigste, toen pas was ik er klaar voor. Pas daarna kon ik beginnen aan die andere journey.

Het boek gaat vooral over de struggles van opgroeien als Chinese Nederlander. Laten we eens positief doen: zijn er eigenlijk ook dingen wél heel vet aan Chinese Nederlander zijn?
De dingen die ik kan noemen zijn natuurlijk niet uniek voor Chinese Nederlanders, maar bijvoorbeeld: ik ben blij met het keiharde arbeidsethos dat mijn ouders me hebben meegegeven.

Er zit een vrouw in het boek, die is echt super blij dat ze een Chinese Nederlanders is, maar om een reden die ik niet zo chill vind. Ze zegt: “Wij krijgen niet te veel te maken met het echt harde racisme.” Toen ze dat zei dacht ik: ja maar dat is toch niet iets om blij mee te zijn, dat Chinezen vergeleken met andere minderheden maar een béétje gediscrimineerd worden?

Chinezen en andere Oost-Aziatische Nederlanders worden gezien als de goede minderheden. Maar de keerzijde daarvan is natuurlijk dat je een andere soort druk voelt als minderheid. Ik heb ook gesproken met een Chinees Nederlandse psycholoog die gespecialiseerd is in Chinese Nederlanders, de tweede generatie. En die krijgt heel veel mensen over de vloer die niet kunnen voldoen aan de modelminderheid zijn. Dat is dan weer een andere rare struggle waar ik niet eens over na had gedacht. Je kunt natuurlijk ook gewoon depressief worden van het idee dat je iets moet of zo als je het niet kunt zijn.

Is er denk je iets wezenlijk anders aan opgroeien hier als Chinese Nederlander, dan als bijvoorbeeld Marokkaanse Nederlander.
Het ding is: juist omdat er weinig wordt gesproken over Chinese Nederlanders, weet niemand hoe dat is. Er is natuurlijk wel al heel veel geschreven over bijvoorbeeld de ervaring van Surinaamse, Antilliaanse, Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Ik denk dat veel ervaringen wel overeenkomen, maar dat kan ik niet met zekerheid zeggen, want ik ben geen Marokkaanse Nederlander. Het zou een goede vraag zijn als andere mensen het boek lezen die van Marokkaanse of Surinaamse afkomst zijn en dat die dan dingen herkennen. Ik heb het hoop ik zo breed geschreven dat iedereen wel ergens denkt van: oh ja, dit heb ik ook meegemaakt.

In een van de hoofdstukken in je boek vertel je over een witte, Vlaamse journalist die bij je langskomt terwijl je met het boek bezig bent, en die je vraagt: “waarom zou ik zo’n boek willen lezen?” Een beetje een botte vraag, maar ook een interessante. Laat ik ‘m anders verwoorden: waarom zou iedereen dit boek moeten lezen?
Ik wil een zo groot mogelijk niet-Aziatisch publiek bereiken, want de mensen die het herkennen: prima, maar die kennen het verhaal al. Dat is gewoon hun ervaring. Ik wil gewoon dat andere mensen weten: dit is hoe het is om een Chinese Nederlander te zijn, ook al ben ik het zelf niet. Omdat er zo weinig wordt geschreven over die groep, lijkt het soms haast alsof ze niet bestaan, terwijl we er wel zijn. Dat wil ik laten zien.

Heel veel Chinese Nederlanders gaan het sowieso lezen, en mensen die echt niks met het onderwerp hebben gaan het sowieso niet lezen. Maar de grote groep daartussen, die wil ik graag bereiken. Ik heb ook heel lang niet nagedacht over wie eigenlijk mijn beoogde lezers zijn. Pas een maand geleden dacht ik bijvoorbeeld: kut, mijn ouders gaan dit lezen.

Waarom?
Er zit bijvoorbeeld een hoofdstuk in over seks, wat lekker uitgebreid is. Ik vond het heel belangrijk om dat erin te zetten, omdat juist de Oost-Aziatische man gezien wordt als minder aantrekkelijk, maar het is niet alsof ik weinig pik heb gevangen in mijn leven, snap je wat ik bedoel. Ik vond het belangrijk om te schrijven over hoe het is om als Chinese Nederlander te daten. En dan gaat het, omdat ik op mannen val, over daten met mannen. Ik heb er een paar zinnen uit moeten halen van mijn redacteur, omdat het expliciet werd.

Je hebt je in ieder geval niet door jezelf laten remmen om dat soort dingen op te schrijven?
Nee, zelfs niet tijdens alle correctierondes. Een maand geleden begon ik wel te denken: ik moet toch wel even mijn ouders spreken van tevoren. Een paar jaar geleden schreef ik in de Volkskrant een stuk over mijn moeder, en daarin kwamen mijn ouders er echt super goed van af. Iedereen mailde mij toen: wat heb je een lieve moeder, en ik wou dat ik zo’n respectvolle zoon had. Ik heb ze nu wat minder uit de wind gehouden, juist om te laten zien dat zij zo’n grote invloed hebben gehad op hoe ik kijk naar de wereld, en hoe dat anders is van de omgeving waarin ik ben opgegroeid. Ik moet dat benoemen.

Neem je je ouders eigenlijk nog dingen kwalijk?
Nee. Of in ieder geval minder.

Het boek is nu af, maar het onderwerp is dat natuurlijk niet. Hoe nu verder?
Ik had nog een jaar aan dit boek kunnen schrijven om het allemaal nog genuanceerder te krijgen, maar een boek moet natuurlijk een keer af zijn.

Ik ben nu bezig met een serie voor VPRO. Daarin ga ik bijvoorbeeld op date met een Oost-Aziatische man – dat heb ik nog nooit gedaan. Ik zou dat eigenlijk doen voor het boek, maar ik heb het bewaard. Je moet, als je meer stemmen wil laten horen, ook meer gezichten laten zien, en daarom wilde ik iets audiovisueels maken. Het wordt een driedelige serie die over de liefde gaat, en aan verwachtingen vastzitten, en het eindigt dus met dat ik op een date ga met een Oost-Aziatische man.

Tot slot: wat is het belangrijkste dat je tijdens het maken van dit boek geleerd?
Ik had er vroeger nooit bij stilgestaan dat mijn ouders hun eigen dromen hebben opgegeven. Die mensen waren 25, en kwamen naar een land waar ze de taal niet kenden. Het eerste wat mijn ouders moesten leren was om brood te kopen – alsof mijn ouders ooit brood aten in China. Stonden ze ineens bij de bakker. Ze hadden ook geen internet, en ze spraken geen Engels, laat staan Nederlands. Dat is echt crazy.

Dankjewel, Pete.