In deze serie laat VICE Sports jonge vechtsporters aan het woord. Dit keer is het de beurt aan Ilias Bulaid, een 23-jarige MMA-vechter uit Den Bosch. Bulaid heeft als kickbokser op een jonge leeftijd al over de hele wereld gevochten, en nu werkt hij hard voor zijn MMA-debuut voor Bellator in het vedergewicht. We zoeken hem op bij Fitnesscentrum Noord in Rotterdam, waar hij onder leiding van Hans Kroon zijn krachttrainingen afwerkt.
Dit is zijn verhaal.
Videos by VICE
“De afgelopen twee jaar ben ik regelmatig naar de Straight Blast Gym in Dublin geweest voor MMA-trainingen – die plek is een begrip in de MMA-wereld. Toen ik daar zo’n twee jaar geleden voor het eerst kwam, ging ik weer naar huis met een gebroken ego. Ik worstelde heel erg met het niveau. Ik ging rollen met Richie Smullen, die het in het begin nog rustig aan deed, maar me daarna in een ronde van vijf minuten negen keer liet aftikken. Hij vouwde me helemaal dubbel. Daar kwam het besef: wow, dit is andere koek dan kickboksen.
Omdat ik toe was aan iets nieuws, focus ik me sinds een maand of acht volledig op MMA. Bij die gym in Dublin was woensdag altijd kickboksdag, en daar tikte ik iedereen met 25 procent inspanning de ring uit. Het is mijn doel om een complete vechter te worden en in het kickboksen had ik wel zo’n beetje het maximale bereikt. Ik vocht overal op de wereld tegen de allerbesten en had nieuwe prikkels nodig. Met MMA gaat het inmiddels veel beter: ik was laatst terug in Dublin en toen kon ik prima meekomen met die gasten.”
“Mijn leven stond al in het teken van kickboksen toen ik vijf was. Ik hield van vechten en was gek op films met Bruce Lee en Jean-Claude Van Damme. Als mijn oudere broers thuiskwamen wilde ik altijd meteen stoeien. Ik was een druk mannetje, en op een gegeven moment werd het zo erg dat ik op straat andere kinderen begon te slaan. Ik moest ergens mijn energie kwijt. Mijn zus besloot me daarom mee te nemen naar de sportschool van William van Roosmalen, de vader van kickbokser Robin van Roosmalen.
Mijn ouders zagen het totaal niet zitten dat ik op een vechtsport zou gaan, dus mijn zus deed dit allemaal stiekem. Een maand lang pikte ze me iedere maandag, woensdag en vrijdag op. Ze kwam me wel vaker halen om iets leuks te doen, maar nu stond ze ineens wel erg vaak voor de deur. Mijn vader kreeg dus al snel in de gaten dat er iets niet klopte. ‘Weet je wat? Ik ga wel een keer mee,’ zei mijn vader.
Hij stapte de sportschool binnen en kwam daar allemaal bekenden met hun zoons tegen. William van Roosmalen heeft toen bij mijn vader aangegeven dat ik veel talent had en ver kon komen in deze sport. ‘Als het mag van jullie, dan kan hij wedstrijden gaan draaien.’ Mijn vader zag zijn zoon helemaal in zijn element en vanaf die avond was hij verkocht. Hij schafte meteen al mijn spullen aan, waaronder een tok. Ik had geen idee waar dat ding voor diende en dacht eerst dat het een kniebeschermer was.”
“Mijn eerste twee partijen als klein mannetje van zes waren in de Siam Gym in Valkenswaard. Vooral mijn tweede wedstrijd zal ik nooit meer vergeten: mijn tegenstander ging knock-out door een achterwaartse trap. Het was mijn allereerste knock-out, zo’n heerlijk gevoel. De beelden heb ik thuis op dvd staan. Soms kijk ik ze terug en denk ik: wow, eigenlijk wel gruwelijk dat ik zoiets op mijn zesde al kon.
Ik vond het geweldig om partijen te draaien en het vechten op straat was ondertussen verleden tijd. Op school ging het ook goed: ik kwam op het Stedelijk Gymnasium in Den Bosch terecht. In de vijfde klas werden mijn partijen op tv uitgezonden en leraren kwamen zelfs af en toe bij mijn gevechten kijken. In de klas was ik altijd serieus bezig, maar in de ring zagen ze ineens een heel andere Ilias.”
“Het was soms behoorlijk pittig om school met sporten te combineren. Soms zat ik om vijf uur ‘s ochtends al in de auto voor een training in Amsterdam, en moest ik daarna nog naar school toe. Mijn lichaam was dan op, wat het een stuk lastiger maakte om me te concentreren op de leerstof. Tijdens wiskunde viel ik een keer in slaap, maar de leraar snapte gelukkig waar die vermoeidheid vandaan kwam. Hij zei tegen de jongen naast me: ‘Laat hem maar lekker liggen.’
Mijn leraren hielden sowieso altijd goed rekening met mijn dromen als kickbokser. Als ik een gevecht had gedraaid, hadden ze vaak allang op YouTube gezien hoe het was gegaan. Rond mijn eindexamen kreeg ik ook veel hulp van de docenten als ik lessen had gemist. Mevrouw Baas van geschiedenis ging bijvoorbeeld weleens in haar vrije tijd met me zitten om de stof op te halen. Dat was zo’n lieve vrouw.
Aan het einde van de middelbare schooltijd begon ik ook veel in het buitenland te vechten. De conrector zei altijd: ‘Ilias, je weet dat ik je eigenlijk geen vrij mag geven, maar ga maar.’ In die tijd stond ook mijn eerste partij in Japan op de planning. Bij terugkomst landde ik vroeg in de ochtend weer in Nederland, en moest ik meteen naar school voor een schoolreisje naar Berlijn. De leraren hadden de hele achterste rij van de bus voor me vrijgehouden en een kussen meegenomen, zodat ik wat uurtjes slaap kon inhalen. Uiteindelijk was het toch iets te veel om via de reguliere route mijn eindexamen binnen te tikken, maar via het volwassenenonderwijs is het me toch gelukt op mijn gymnasium-diploma te halen.”
“In de laatste schooljaren trainde ik ook vaak samen met Mohammed Jaraya, bij Fighting Talents in Den Bosch. We tekenden allebei bij Enfusion, en waren de rijzende sterren. Als wij op woensdag gingen sparren was het echt oorlog. Er stonden regelmatig veertig mensen rondom de ring naar onze sparsessie te kijken. Je kon bijna een tribune vullen. We maakten elkaar echt dood, en daarna lachten we weer samen.
Eens in de zoveel tijd gingen we ook naar Zeist om te sparren tegen allerlei andere jongens. Op de heenweg in de auto bespraken we al hoeveel KO’s we zouden gaan maken. We waren er allebei heilig van overtuigd dat we meer mensen zouden neerhalen dan de ander. In de zaal ging er dan de ene keer iemand neer door Jaraya, de andere keer weer door mij. En zo ging dat maar door. Een keer hadden we op zo’n dag een stuk of zeven man neergeslagen. Ik vind het nog altijd vet dat wij allebei vanuit Den Bosch de top hebben bereikt. We hebben de hoge verwachtingen waargemaakt.”
“De afgelopen jaren hebben we wel allebei ons eigen pad gekozen. Zelf heb ik bijna niet in Nederland gevochten, voornamelijk in China en Japan. Een partij in China was heel bijzonder, in Qinhuangdao. De organisatie wilde in het Guinness Book of Records komen met het meeste live-publiek bij een vechtsportevenement. Ze probeerden 65.000 man naar het olympisch stadion te lokken, maar op de wedstrijddag begon het ineens keihard te regenen. Het was een stadion met open dak, dus dat viel tegen. En ik stond ondertussen te vechten in de regen. Ik ben normaal echt de man van de knietjes, maar daar moest ik mijn spel echt compleet aanpassen. Het was zo glad, echt niet te doen.
Als kickbokser heb ik inmiddels heel de wereld gezien, en mijn focus ligt nu honderd procent op MMA. Het is nog niet duidelijk tegen wie en wanneer mijn debuut voor Bellator zal zijn. Ik neem mijn tijd om op het juiste moment de kooi in te stappen. Als ik op mijn bek ga, is dat natuurlijk een smet op mijn naam. Met mijn vertrouwen zit het wel goed, en Bellator ziet dat ik de potentie heb om een superster te worden. Ik kom niet voor minder en wil de MMA-wereld veroveren.
Daar doe ik mijn stinkende best voor. Ik durf best te zeggen dat ik een van de hardst werkende en meest serieuze jongens ben in de vechtsportwereld. Mijn voeding is altijd goed, ik rust genoeg uit en ik heb nog nooit een druppel alcohol gedronken. Ik ben al getrouwd en heb een dochtertje van twee maanden en een zoon van anderhalf. Mijn moeder en broers zeggen altijd dat mijn zoontje een kopie van mij is, van toen ik nog jong was. Hij is heel lief, maar ook superdruk. Laatst kwamen mijn vrouw en ik op de opvang, en zeiden ze dat hij ineens andere kinderen begon te duwen. Ik krijg het nu dus weer allemaal terug op mijn bordje.”